Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Nederlands les 6 - klas 2
Check
- Telefoon in de zak naast de deur
- Laptop op tafel en dicht
1 / 24
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 4
Cette leçon contient
24 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Check
- Telefoon in de zak naast de deur
- Laptop op tafel en dicht
Slide 1 - Diapositive
Nederlands les 6 - 2F en 3F
Docent Anjali Sneep-Deuzeman
asneep@regiocollege.nl
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen
- De samenstelling, leestekens, het citaat
- Zij, hun, hen
- Dat en die
- Dat en wat (wil)
- De klachtenbrief
Slide 3 - Diapositive
Klopt het?
Hun hebben de hele dag op hun telefoon gezeten.
Slide 4 - Diapositive
Persoonlijke voornaamwoorden
Zij, hun, hen
(meervoud)
Slide 5 - Diapositive
Zij
Je gebruikt
zij
als het gaat om het onderwerp van de zin.
Zij zijn gisteren naar het strand gegaan.
Niet: Hun zijn gisteren naar het strand gegaan.
Slide 6 - Diapositive
Hen
Je gebruikt
hen
na een voorzetsel of als het om het lijdend voorwerp gaat en je gebruikt het alleen maar voor personen.
Voorzetsels zijn bijv.: aan, in, uit, op en voor.
Zeg jij het even tegen hen? (na een voorzetsel)
Ik heb hen niet gezien. (lijdend voorwerp, personen)
Niet: Ik heb hun niet gezien.
Slide 7 - Diapositive
Hun
Je gebruikt
hun
bij een meewerkend voorwerp waar geen voorzetsel voor staat.
Het meewerkend voorwerp is vaak de ‘ontvangende partij’.
Mijn vriend geeft de poes en de hond hun eten.
Slide 8 - Diapositive
Betrekkelijke voornaamwoorden
Dat en die
Slide 9 - Diapositive
Dat en die
Met de betrekkelijke voornaamwoorden
dat
en
die
verwijs je naar een ander woord.
Daarmee geef je extra informatie over dat woord.
Slide 10 - Diapositive
Dat en die
Met
dat
verwijs je naar
het-woorden
.
Met
die
verwijs je naar
de-woorden
en
woorden in het meervoud.
Slide 11 - Diapositive
Betrekkelijke voornaamwoorden
Dat en wat
Slide 12 - Diapositive
Even opfrissen.
Klopt het?
Slide 13 - Diapositive
Dat en wat
Met de betrekkelijke voornaamwoorden dat en wat geef je extra informatie over een woord of zinsdeel.
Je gebruikt
dat
als je verwijst naar een onzijdig zelfstandig naamwoord: een het-woord.
Ik lees het boek dat ik van jou heb gekregen.
Slide 14 - Diapositive
Dat en wat
Je gebruikt
wat
:
na onbepaalde voornaamwoorden als iets, niets, alles of enige.
Alles wat je hier ziet, is zelfgemaakt.
En
wat
na
dat
of
datgene
.
Dat wat je niet hebt, is altijd het aantrekkelijkst.
Slide 15 - Diapositive
Dat en wat
Wat
na de
overtreffende
trap.
Het vervelendste wat ik moest doen, was mijn kamer opruimen.
Let op! Er kan na de overtreffende trap nog een het-woord staan. In dat geval gebruik je gewoon dat.
Dit is het mooiste cadeau dat ik ooit van iemand gekregen heb.
Slide 16 - Diapositive
Dat en wat
Als
verwijzing
naar een zin die ervoor staat.
Hanna wil graag alleen naar Parijs, wat haar moeder niet zo’n goed idee vindt.
Als het woord waar het betrekking op heeft
er niet staat
. Wat betekent dan ‘dat wat’.
Wat Rowan vertelt (heeft), is helemaal niet waar.
Slide 17 - Diapositive
Het bericht ...
de school vandaag gesloten zou zijn, bleek onwaar te zijn.
A
Dat
B
Wat
Slide 18 - Quiz
2 Het ergste ...
je kan overkomen, is dat je blijft zitten, terwijl al je vrienden overgaan.
A
Dat
B
Wat
Slide 19 - Quiz
3 Er is helemaal niets ...
ons ervan kan weerhouden naar het festival aan zee te gaan.
A
Dat
B
Wat
Slide 20 - Quiz
4 Ronald heeft erg veel last van keelpijn, ...
hem met het oog op zijn belangrijke presentatie niet goed uitkomt.
A
Dat
B
Wat
Slide 21 - Quiz
8 Timothy maakte het mooiste doelpunt
... ik ooit heb gezien!
A
Dat
B
Wat
Slide 22 - Quiz
Klopt het?
Jij bent net zo groot als
mij.
Slide 23 - Diapositive
Wat hebben we besproken?
- De samenstelling, leestekens, het citaat
- Zij, hun, hen
- Dat en die
- Dat en wat (wil)
Tip: let goed op wat je zegt en zoek na wat je niet zeker weet :-).
Slide 24 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Nederlands les 6
Octobre 2023
- Leçon avec
39 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 4
hun of hen
Juillet 2022
- Leçon avec
10 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Verwijswoorden
Novembre 2023
- Leçon avec
40 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
1h/v: formuleren hoofdstuk 6
Février 2021
- Leçon avec
19 diapositives
Nederlands
Middelbare school
VWO 2 - FORMULEREN - VERWIJSWOORDEN
Mai 2022
- Leçon avec
31 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
verwijswoorden en hen en hun 3F, leerjaar 2
Septembre 2021
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
Woordenschat en Formuleren hoofdstuk 6
Mars 2020
- Leçon avec
23 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Verwijswoorden
il y a 6 jours
- Leçon avec
21 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4