2.2 en 2.3 Instructieve teksten, meningen en argumenten herkennen)
SAMENVATTING
LUISTEREN EN KIJKEN
HOOFDSTUK 2
2.2 instructieve teksten
2.3 Meningen en argumenten herkennen
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2
Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 35 min
Éléments de cette leçon
SAMENVATTING
LUISTEREN EN KIJKEN
HOOFDSTUK 2
2.2 instructieve teksten
2.3 Meningen en argumenten herkennen
Slide 1 - Diapositive
Agenda
Theorie luisteren hoofdstuk 2
Gezamenlijk opdracht maken
Zelfstandig oefenen op oefenenfacet.onl
Slide 2 - Diapositive
DOEL
AAN HET EINDE VAN DE LES:
Begrijp je de belangrijkste aanwijzingen uit een demonstratie of instructie.
Herken je meningen en argumenten in een kijk/luistertekst.
DOEL
Slide 3 - Diapositive
Theorie
Een instructie heeft vaak de volgende kenmerken:
in de inleiding wordt het onderwerp van de instructie genoemd
de instructie bestaat uit een aantal aanwijzingen
de aanwijzingen zijn concrete stappen die je vaak in een vaste volgorde moet uitvoeren
Let ook op:
Signaalwoorden, geven de volgorde aan hoe de instructie uitgevoerd moet worden.
Werkwoorden geven aan wat je precies moet doen.
In de praktijk kun je uitleg krijgen aan de hand van een demonstratie.
Instructieve teksten 2.2
Slide 4 - Diapositive
DOEL
Door beknopt samenvatten dwing je jezelf om te letten op de belangrijkste instructies.
Doe het zo:
Noteer het onderwerp (‘brandblusser in werking zetten’).
Noteer in steekwoorden de verschillende stappen in de instructie.
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
In een instructie krijg je uitleg hoe je iets moet doen, daarbij wordt vaak gebruik gemaakt van signaalwoorden en werkwoorden.
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 7 - Quiz
Theorie
Niet alle informatie die je ziet of hoort is feitelijk, dus controleerbaar waar of niet waar.
Standpunten worden vaak ingeleid met zinnetjes als:
ik vind… - volgens mij… - ik denk dat… - het is mijn overtuiging… - mijn conclusie is…
In veel programma’s komen mensen aan het woord die hun mening geven. Het is belangrijk dat je meningen herkent. Je kunt dan zelf bepalen of je het ermee eens bent of niet.
‘Rijlessen zijn veel te duur.’ De uitspraak klinkt als een feit, maar de spreker bedoelt: ‘Ik vind rijlessen veel te duur.’
Meningen en argumenten 2.3
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Nederlands is het leukste schoolvak.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 10 - Quiz
Hij heeft vorig jaar drie prijzen gewonnen.
A
Feit
B
Mening
Slide 11 - Quiz
Aan de slag
We maken gezamenlijk de examenopdrachten van hoofdstuk en 2.3