Toetsvragen BSM H 1.6 en 1.7 meten en trainen van Fitheid

• Lichamelijke opvoeding
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4

BSM 4V - 4H

Diagnostische vragen

Meten en verbeteren Fitheid

1.6 & 1.7

Hoodstuk 1.6 het meten van fitheid

Wat is conditie

1. Uithoudingsvermogen
2. Energiek en Gezond voelen
3. Prestatievermogen
4. Zegt iets over hoe sterk je bent

Uit welke grondmotorische componenten bestaat conditie?

Hoe kun je je conditie meten?

1. Mopertest
2. Shuttleruntest
3. Antropometrische test
4. Eurofittest

Welke test zien we hier?

1. Balanstest
2. Sit-and-reachtest
3. Sit-ups test
4. Sneltikken

Met welke test kun je explosieve kracht meten?

1. Buighangtest
2. Handknijpkrachttest
3. 10x5m loop
4. Verspringen uit stand

De stelling: 'BMI is QI' is

1. waar
2. niet waar

Met de fietsergometertest test je

1. Snelheid
2. Anaerobe uithouding
3. Coördinatie
4. Aerobe uithouding

welk component van Conditie is NIET te verbeteren?

1. Snelheid
2. Coördinatie
3. Lenigheid
4. -

Hoofdstuk 1.7 het verbeteren van Fitheid

Energie is het vermogen om arbeid te leveren

1. waar
2. niet waar

Wij halen onze energie uit

1. Voeding
2. Koolhydraten
3. Vetten
4. Eiwitten

De energie die vrijkomt bij het afbraakproces van voedsel wordt opgeslagen als chemische in de spiercellen

1. waar
2. niet waar
3. alleen als het nodig is

De chemische energie uit voedsel wordt opgeslagen als ATP in de spiercellen. 

Hoe luidt de formule waarbij chemische energie wordt omgezet in mechanische?
ATP >.......................(vul alleen dit deel in van de formule)

Ons lichaam heeft 3 energiesysteem om de ATP die gebruikt wordt om te bewegen weer aan te vullen.

welk energiesysteem wordt aangeduid met 1?

1. Citroenzuurcyclus
2. Conjuctuurbeweging
3. Zuurstofsysteem
4. Melkzuursysteem

welk energiesysteem wordt aangeduid met 3?

1. Creatinefosfaatpoel
2. Aerobe systeem
3. Hoogconjuctuur
4. Melkzuursysteem

Wat wordt aangeduid met 4?

1. Tijd
2. Energievermogen
3. Aantal
4. Aantal Kcal per minuut

Fosfaatsysteem

Anaerobe systeem

Aerobe systeem

De rode lijn in de grafiek staat voor

1. Suikerverbranding
2. Eiwitverbranding
3. Vetverbranding

Eiwitverbranding wordt weergegeven in het

1. Rood
2. Groen
3. Blauw
4. We verbranden geen eiwit

Als je hart niet sneller meer kan kloppen, dan zit je op de anaerobe drempel

1. waar
2. niet waar

Als de melkzuurproductie de melkzuurafbraak overstijgt zit je op je anaerobe drempel

1. waar
2. niet waar

Naast het meten van deze drempel kun je deze ook inschatten. Op hoeveel % van je Hfmax is dit?

1. 61%
2. 71%
3. 81%
4. 91%

Overload

Herstel

Reversibiliteit 

Homeostage

Supercompensatie

Als een sporter hier begint met zijn training dan

1. Wordt hij sterker
2. Zit hij in in opklimmende belasting
3. Traint hij volgens het principe individualiteit
4. Raakt hij overtraind

Het ideale trainingsmoment is aangegeven met

1. Cirkel
2. Driehoek
3. Vierkant
4. Ster

F.I.T.T. staat voor

1. Fit, Interval, Training , Type
2. Frequentie, Intensiteit, Trainingsduur, Type activiteit
3. Frequentie, Interval, Trainingtype, Talent
4. Fit, Input, Training, Tijdsduur

Om effectief te trainen dien je minmaal .... keer in de week te trainen

1. 2
2. 5
3. 7
4. 3

Een training duurt minimaal ....minuten

1. 15
2. 20
3. 25
4. 30

Een training waarbij interval en duurtraining worden afgewisseld is een

1. Fartlektraining
2. Intervaltraining
3. Herhalingstraining
4. Tempotraining

De herstelperiode voor supercompensatie ligt voor de eerste trainingen tussen de

1. 1-2 dagen
2. 2-3 dagen
3. 3-4 dagen
4. 5-6 dagen voor volledig herstel

EINDE!

Meten en verbeteren Fitheid

1.6 & 1.7