H3 Herhaling - futur simple

PROGRAMME
  • Les buts
  • Révision - futur
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

PROGRAMME
  • Les buts
  • Révision - futur

Slide 1 - Diapositive

Les buts
  • Ik weet hoe ik de futur simple maak in het Frans.

  • Ik kan de futur simple toepassen in zinsverband. 

Slide 2 - Diapositive

Le futur simple

Slide 3 - Diapositive

Le futur simple

De futur simple is de toekomende tijd.


Je gebruikt de futur simple om uit te drukken dat dingen zullen gebeuren.

In het Nederlands vertaal je de futur simple met 

een vorm van het hulpww 'zullen'+ infinitief.

Slide 4 - Diapositive

Futur simple / toekomende tijd

ik zal werken
hij zal lopen
wij zullen eten
zij zullen kopen

Slide 5 - Diapositive

De futur simple maak je door de uitgangen
(die lijken op het werkwoord avoir
achter het hele werkwoord te plaatsen.

je partirai
tu partiras
il / elle / on partira
nous partirons
vous partirez
ils / elles partiront

Slide 6 - Diapositive

Ik zal spreken
Hij zal eten
On partira
Jullie zullen uitgaan
Zij zullen vinden
Je parlerai
Il mangera
Wij zullen vertrekken
Vous sortirez
Ils trouveront

Slide 7 - Question de remorquage

Schrijf het hele rijtje op van het werkwoord 'passer' in de futur simple.

Vul aan: je..., tu..., il..., nous..., vous..., ils...

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf het hele rijtje op van het werkwoord 'partir' in de futur simple.

Vul aan: je..., tu..., il..., nous..., vous..., ils...

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf het hele rijtje op van het werkwoord 'prendre' in de futur simple.

Vul aan: je..., tu..., il..., nous..., vous..., ils...

Slide 10 - Question ouverte

Qu'est-ce qu'on fera la semaine prochaine ?
Écoutez et lisez !

Alex : Lundi, j’écrirai à ma correspondante. Mardi, je finirai mes devoirs de maths, et puis mercredi je rendrai mes livres à la bibliothèque. Jeudi, j’apprendrai mon vocabulaire d’allemand et vendredi je lirai mon livre d’histoire. Finalement samedi, je rangerai ma chambre.

Slide 11 - Diapositive

Et toi ? Qu’est-ce que tu feras la semaine prochaine?

Slide 12 - Question ouverte

Au travail!
Oefen met de volgende opdrachten. Je mag zelf kiezen wat je doet, maar je moet iets kiezen. 
Spelletjes met avoir in de présent
Je kunt hier verschillende spelletjes kiezen met het werkwoord avoir:
Oefenen met de werkwoorden
Oefen met de werkwoorden op: 
Kies hier voor verbes réguliers zoals aimer en acheter en de tijd die jij wilt oefenen bijvoorbeeld: passé composé, imparfait, futur
Vocabulaire oefenen op Quizlet
Kies zelf welke manier van oefenen voor jou het prettigst is. De vocalijst van deze week is: https://quizlet.com/_aypscv?x=1jqt&i=1fpsze
Spelletje met de futur simple
Je kunt hier een spelletje spelen met de futur simple:
Klik op 'jouer' om te beginnen.
Kruiswoordpuzzel met de futur simple
Je kunt hier een kruiswoordpuzzel maken met de futur simple:
Er komt ook een woord in de futur simple uit in de gekleurde vakjes.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Lien