Have to, must & should
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Must (+not) + hele werkwoord
Jij vindt dat iets (niet) moet. (krachtiger dan should)
Het is heel belangrijk, het kan niet anders of het is verplicht.
You must have a valid ticket in order to enter. I must finish this essay today. I’m going out tomorrow.
has/have to + hele werkwoord
Iets moet van iemand anders, niet van jou.
'Het is nodig' -> noodzaak
Mum says I have to do the dishes.I have to finish this essay today. We have to hand them in tomorrow
Als je have to in ontkennende zinnen gebruikt, dan verandert de betekenis van 'moeten' in 'niet hoeven'.
Don't have to + hele werkwoord Doesn't have to + hele werkwoord
She doesn't have to walk her dog.