Grammatica zinsdelen - hoofdzinnen en bijzinnen

Welkom!
Vandaag:
Grammatica paragraaf 9: samengestelde zin 

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Vandaag:
Grammatica paragraaf 9: samengestelde zin 

Slide 1 - Diapositive

Grammatica zinsdelen paragraaf 9
Ik kan hoofd- en bijzinnen herkennen in samengestelde zinnen.

Slide 2 - Diapositive

Verschil onderstaande zinnen?
Frits heeft gisteren leren fietsen.

Frits heeft gisteren leren fietsen, maar hij kan het nog niet alleen.

Slide 3 - Diapositive

Enkelvoudige zin

Een enkelvoudige zin is een zin die één persoonsvorm heeft:


Mijn moeder schrijft een brief aan mijn broer.

Slide 4 - Diapositive

Samengestelde zin

Een samengestelde zin is een zin die twee persoonsvormen bevat.


Mijn moeder schrijft een brief aan mijn broer, omdat zij hem mist.

Omdat zij hem mist, schrijft mijn moeder een brief aan mijn broer.


Slide 5 - Diapositive

Wat je moet weten
  • Wat is de persoonsvorm van de zin?
  • Wat is het onderwerp van de zin?


  • Gebruik, om de persoonsvorm te vinden, de manier om de zin in andere tijd te zetten. De werkwoorden die veranderen => persoonsvormen

  •  Mijn buurjongen is morgen jarig, maar viert het pas volgend weekend.
  • Mijn buurjongen was gisteren jarig, maar vierde het pas vorig weekend.

Slide 6 - Diapositive

Hoofdzin - bijzin

Een samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin.


Hoofdzin:

1) persoonsvorm en onderwerp staat naast elkaar.

2) er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan.

3) de persoonsvorm staat op de eerste of tweede plaats.


Mijn moeder schrijft een brief aan mij broer, omdat zij hem mist.

Slide 7 - Diapositive

Hoofdzin - bijzin

Bijzin:

1) er kunnen andere zinsdelen tussen onderwerp en persoonsvorm staan. 

2) de persoonsvorm staat vaak achter in de bijzin.


Mijn moeder schrijft een brief aan mijn broer, omdat zij hem mist.

Slide 8 - Diapositive

Onthoud dit

Als je een samengestelde zin vragend maakt, komt de hoofdzin vooraan te staan!


Schrijft mijn moeder een brief aan mijn broer, omdat zij hem mist?

Slide 9 - Diapositive

Drie mogelijkheden

Hoofdzin + hoofdzin:

Neem je rugzak mee of pak je handtas.

Hoofdzin + bijzin:

Ik kan me niet voorstellen, dat Linda nog langer blijft.

Bijzin  + hoofdzin:

Als je nu je spullen niet pakt, dan doe ik het voor je!

Slide 10 - Diapositive

Hoofdzin
  • Persoonsvorm staat naast het onderwerp in een zin. Er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen. 

  • De persoonsvorm is het eerste of tweede zinsdeel.

Ik ga naar huis, want ik moet huiswerk maken.

Slide 11 - Diapositive

Bijzin
  • Tussen de persoonsvorm en het onderwerp kan wél een ander zinsdeel staan, bijvoorbeeld het woord 'niet'.

  • De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Ik houd er rekening mee dat je te laat thuis bent.

Slide 12 - Diapositive

Bestaat de zin uit hoofdzin- hoofdzin, hoofdzin- bijzin of bijzin- hoofdzin? 


Ik probeerde te lezen, maar mijn ogen vielen steeds dicht.

Slide 13 - Diapositive



Ik probeerde te lezen, maar mijn ogen vielen steeds dicht.
A
hoofdzin- hoofdzin
B
hoofdzin- bijzin
C
bijzin- hoofdzin

Slide 14 - Quiz

Bestaat de zin uit hoofdzin- hoofdzin, hoofdzin- bijzin of bijzin- hoofdzin?


Het gaat vast beter als ik een stukje hard ga lopen.

Slide 15 - Diapositive

Schrijf op of de zin bestaat uit hoofdzin- hoofdzin, hoofdzin- bijzin of bijzin- hoofdzin. Kies het goede antwoord.

Het gaat vast beter als ik een stukje hard ga lopen.
A
hoofdzin- hoofdzin
B
hoofdzin- bijzin
C
bijzin- hoofdzin

Slide 16 - Quiz

Bestaat de zin uit hoofdzin- hoofdzin, hoofdzin- bijzin of bijzin- hoofdzin?


Hoewel ik laat naar bed ga, ben ik vroeg opgestaan

Slide 17 - Diapositive

Schrijf op of de zin bestaat uit hoofdzin- hoofdzin, hoofdzin- bijzin of bijzin- hoofdzin. Kies het goede antwoord.

Hoewel ik laat naar bed ga, ben ik vroeg opgestaan
A
hoofdzin- hoofdzin
B
hoofdzin- bijzin
C
bijzin- hoofdzin

Slide 18 - Quiz

Aan de slag
Maak opdracht 1 op bladzijde 222.
Deze bespreken we over 10 minuten.

Klaar?
Maak opdracht 2 en 3 op bladzijde 223.

Slide 19 - Diapositive