Een spanningsbron zorgt ervoor dat er een lange tijd een stroom kan lopen. Daarom gebruik je in het dagelijkse leven dynamo’s, accu’s en batterijen in plaats van door wrijving geladen voorwerpen.
Slide 13 - Diapositive
Zelf aan de slag
Maak van het hoofdstuk 5 paragraaf 1 de opdracht 1,2 en opdracht 4,9.
Slide 14 - Diapositive
Elektronen hebben een .... lading
A
negatieve
B
positieve
C
neutrale
D
geen
Slide 15 - Quiz
Voorwerpen stoten elkaar af als...
A
de lading gelijk is
B
de lading ongelijk is
Slide 16 - Quiz
Om een positieve lading te maken...
A
voeg ik protonen toe
B
voeg ik elektronen toe
C
haal ik protonen weg
D
haal ik elektronen weg
Slide 17 - Quiz
Hoe heten de deeltjes die van het ene naar het andere voorwerp 'overspringen'?
A
protonen
B
elektronen
C
neutronen
Slide 18 - Quiz
Waarom gaan de haren van deze vrouw omhoog staan?
A
De haren hebben tegenovergestelde
lading en stoten elkaar af.
B
De haren hebben dezelfde lading en stoten elkaar af.
C
De haren zijn magnetisch geworden.
Slide 19 - Quiz
Lading A trekt lading B aan en stoot lading C af. Je weet nu:
I. Lading A is positief geladen II. Lading B en C hebben niet dezelfde lading
A
Beide stellingen zijn waar.
B
Stelling I is waar, stelling II is niet waar.
C
Stelling I is niet waar,
stelling II is waar.
D
Beide stellingen zijn niet waar.
Slide 20 - Quiz
Wat gebeurt er wanneer er wrijving plaatsvindt tussen een ballon en een wollen doek (de haren) ?
A
Door de wrijving zullen negatieve deeltjes overspringen naar de ballon, de ballon is negatief geladen en de wollen doek positief.
B
Door de wrijving zal de ballon elektrisch neutraal worden
C
Door de wrijving zullen de negatieve deeltjes overspringen naar de ballon. de ballon en de wollen doek zullen beiden negatief geladen zijn
D
Er gebeurt niets
Slide 21 - Quiz
Een positief voorwerp wil graag neutraal worden door ...
A
... zijn positieve lading af te geven.
B
... elektronen op te nemen.
Slide 22 - Quiz
Welke van onderstaande deeltjes bevindt zich niet in de atoomkern?
A
proton
B
neutron
C
elektron
Slide 23 - Quiz
Welke weeromstandigheden zijn het best om met geladen voorwerpen een proef te maken?
A
regenachtige
B
vochtige
C
zeer winderig
D
droog vriezend
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Diapositive
Wat is weerstand?
Weerstand in een draad is afhankelijk van:
Lengte: Hoe langer de draad hoe hoger de weerstand
Dikte: Hoe dikker de draad hoe lager de weerstand
Temperatuur: Hoe hoger de temperatuur hoe hoger de weerstand
Materiaal: bepaalde materialen hebben een hoge weerstand (zoals plastic, metalen hebben een lage weerstand