Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Welkom in de les
Vandaag:
terugblikken H4
maken oefenopdrachten
"speed-test"
afsluiting les
Herhalen Hoofdstuk 4
Slide 1 - Diapositive
Nakijken §4.5
timer
7:00
Slide 2 - Diapositive
Vragen §4.5
Slide 3 - Diapositive
Terugblik
Slide 4 - Diapositive
Opgave 54
Slide 5 - Diapositive
Opgave 56
Slide 6 - Diapositive
Opgave 58
Slide 7 - Diapositive
Opgave 58
Slide 8 - Diapositive
Terugblik H5
Slide 9 - Diapositive
Even oefenen!
De volgende vragen gaan over het hele hoofdstuk.
Pak je rekenmachine erbij.
Deze mag je tijdens de toets ook gebruiken.
Slide 10 - Diapositive
Welke grootheden moet je weten om de gemiddelde snelheid te kunnen berekenen
A
meter en tijd
B
kilometer en uur
C
afstand en tijd
D
meter en seconde
Slide 11 - Quiz
Mo rijd van huis naar school. Deze rit is 3,5 km lang en duurt 12 minuten. Bereken de gemiddelde snelheid in km/h.
A
420 km/h
B
17,5 km/h
C
27 km/h
D
3,4km/h
Slide 12 - Quiz
Bij een constante snelheid heeft de snelheid op elk moment dezelfde grootte en richting.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
Constante snelheid is hetzelfde als een eenparige beweging
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quiz
In welk diagram is er sprake van Rechtevenredig verband
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 15 - Quiz
De gemiddelde snelheid bereken je door de tijd te delen door de afgelegde afstand.
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quiz
Met welke formule bereken je de gemiddelde snelheid?
A
s =vgem / t
B
t = s / vgem
C
vgem = s / t
D
vgem = t / s
Slide 17 - Quiz
Een fietser legt 9 kilometer af in 20 minuten Wat is zijn gemiddelde snelheid
A
2 km/uur
B
27 km/h
C
180 km/h
D
63 uur/km
Slide 18 - Quiz
Stan rijdt 130 km/h. Hoeveel m/s is dat (ongeveer)?
A
36 m/s
B
468 m/s
C
72 m/s
D
100 m/s
Slide 19 - Quiz
Jan rijdt 90 km/h. Wat is de afstand die Jan aflegt in 1,5 uur ?
A
60 km
B
135 km
C
90km
D
55 km
Slide 20 - Quiz
De topsnelheid van een formule 1 auto is 342 km/h. Hoeveel m/s is dat?
A
95 m/s
B
1231 m/s
C
100 m/s
D
1573 m/s
Slide 21 - Quiz
Een F-16 straaljager vliegt ongeveer 650 m/s. Hoeveel km/h is dat?
A
181 km/h
B
2340 km/h
C
1235 km/h
D
1000 km/h
Slide 22 - Quiz
Welke gaat sneller?
A
12 km/h
B
12 m/s
C
Even snel
D
Dat kan je niet zeggen
Slide 23 - Quiz
Bij welke foto is een stroboscoop lamp gebruikt?
A
de linker foto
B
de rechter foto
C
allebei de foto's
D
geen van beide foto's
Slide 24 - Quiz
Hoe vaak heeft de stroboscoop geflitst ?
A
6x
B
7x
C
8x
D
9x
Slide 25 - Quiz
Hoe lang duurde de hele beweging ? Er zat 0,3 s tussen de foto's.
A
2,4 s
B
1,60 s
C
2,1 s
D
1,40 s
Slide 26 - Quiz
wat voor soort beweging voert het paard uit?
A
een eenparige beweging
B
een vertraagde beweging
C
een versnelde beweging
D
dat kun je niet zeggen
Slide 27 - Quiz
De formule is:
Snelheid = afstand : tijd
Snelheid
Tijd
Afstand
Slide 28 - Question de remorquage
Tussen welke punten is de snelheid het laagst.
A
A en B
B
B en C
C
C en D
Slide 29 - Quiz
Tussen welke punten is de snelheid het hoogst.
A
A en B
B
B en C
C
C en D
Slide 30 - Quiz
Sinterklaas opdracht
Op Classroom staat de Sinterklaas opdracht.
Maak deze in tweetallen.
Na 15 minuten gaan we bespreken.
timer
15:00
Slide 31 - Diapositive
Oefenopdrachten
Maak de oefenopdrachten (Classroom) op papier.
maximaal 20 min. de tijd hiervoor.
We gaan ze nakijken als de tijd om is.
Ben je eerder klaar dan de rest begin je met de "Speedtest".
timer
20:00
Slide 32 - Diapositive
'Speed-test'
bedenk 5 proefwerkopgave en schrijf deze op een blaadje met het antwoord erbij; (15 minuten)
op het bord verschijnt wie je je vragen gaat stellen;
stel aan elkaar de vragen. Is het antwoord goed, geef een compliment. Zo niet, geef dan het goede antwoord;
wacht tot de nieuwe ronde begint en stel weer je vragen. (max. 20 minuten)
Slide 33 - Diapositive
Oefentoets(je)
Slide 34 - Diapositive
Voorbereiden op een Toets!
Lees de tekst van de paragraaf door;
Maak een lijst van de signaalwoorden/begrippen (blauw gedrukte woorden) met de betekenis;
Lees 'Samengevat'. Snap je het? Prima, zo niet lees de tekst (of een gedeelte) nog eens door en pak je lijst met signaalwoorden erbij totdat je alles begrijpt.
Maak opgaven, misschien ook uit de ster- route;
Kijk je opgaven goed na, weet wat je goed doet en nog niet goed doet.
Lees 'Je kunt nu'. Kun je dat? Prima, zo niet maak nog wat opgaven totdat je alles met ja kunt beantwoorden;