H2 Marktresultaat en Overheidsinvloed 2.1 t/m 2.6

Welkom
5 vwo ECONOMIE 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
5 vwo ECONOMIE 

Slide 1 - Diapositive

Lesindeling:
  1. Bespreken opgave 1.19 + afronden H1
  2.  Instructie H2
  3. Aan de slag: maken t/m 2.6 + vragen stellen!!

Slide 2 - Diapositive

Ingrijpen in de markt
  • Regulering van (vooral) de monopoliemarkt. Dit is vooral nodig bij natuurlijke monopolies. 
  • Mededingingswet. Kartelvorming en prijsafspraken zijn per wet verboden. 
  • Minimumprijzen ter bescherming van producenten. 
  • Maximumprijzen ter bescherming van consumenten. 

Slide 3 - Diapositive

maximumprijs
minimumprijs

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Minimumprijzen
  • De overheid vindt soms de prijs die ontstaat op een markt van vraag en aanbod te laag.
  • De overheid is bang dat de producent zal stoppen.
  • Is dat erg? 
  • Denk aan noodzakelijke goederen zoals voedsel en fossiele brandstof.
  • Ze kunnen dan ingrijpen door een minimumprijs in te stellen.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Een minimumprijs ligt 
..............................
de evenwichtsprijs.

Bij een minimumprijs is het 
aanbod groter dan de vraag, 
zodat er een 
.........................overschot 
ontstaat.  
Dit wordt vaak opgekocht door de overheid.

Slide 8 - Diapositive

Een minimumprijs ligt 
boven de evenwichtsprijs.

Bij een minimumprijs is het 
aanbod groter
dan de vraag, 
zodat er een aanbodoverschot 
ontstaat.  

Dit wordt vaak opgekocht door de overheid.

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld
Op een markt met volkomen concurrentie geldt het volgende marktmodel:
qv = -p + 500
qa = 2p - 250

Slide 10 - Diapositive

Er wordt een prijs van 300 ingesteld.
Er ontstaat een aanbodoverschot:
qa = .............................
......................................
qv = .............................
......................................
De overheid koopt het 
overschot op. Dit kost:
............................................
............................................


Slide 11 - Diapositive

Er wordt een prijs van 300 ingesteld.
Er ontstaat een aanbodoverschot:
qa = 2 x 300 – 250 = 350
qv = - 300 + 500 = 200

De overheid koopt het 
overschot op.
Dit kost:
150 x 300 = € 45.000


Slide 12 - Diapositive

Maximumprijzen
  • De overheid vindt soms de prijs die ontstaat op een markt van vraag en     aanbod te hoog. 
  • Ze kunnen dan ingrijpen door een maximumprijs in te stellen.
  • De producenten mogen hun product of dienst dan niet voor een prijs   boven de maximumprijs aanbieden.
  • Let op: een maximumprijs ligt onder de evenwichtsprijs!
  • Voorbeeld: treinvervoer.

Slide 13 - Diapositive

Noem een ander voorbeeld van een markt waar de overheid een maximumprijs heeft ingevoerd

Slide 14 - Question ouverte

Wat ontstaat er door een maximumprijs?

Een vraagoverschot en een aanbodtekort
Dit kan opgelost worden door een systeem van toeslagen in te voeren (denk aan de woningmarkt).

Slide 15 - Diapositive

Leidt de maximumprijs tot een aanbodtekort of aanbod overschot?
A
aanbodtekort
B
aanbodoverschot

Slide 16 - Quiz

Maximumprijs
Bij een maximumprijs ligt de prijs ..................................... de evenwichtsprijs en ontstaat er een .......................................
.................................. .

Slide 17 - Diapositive

Maximumprijs
Bij een maximumprijs ligt de prijs onder de evenwichtsprijs en ontstaat er een vraagoverschot / aanbodtekort.

Slide 18 - Diapositive

Voorbeeld
Stel dat de markt voor brood als volgt kan worden weergegeven:
qa = 80p - 40
qv = -40p + 200
(q in duizenden broden 
en p in euro’s per brood)

Slide 19 - Diapositive

Stel dat de overheid de evenwichtsprijs te hoog vindt. 
Ze stelt daarom een maximumprijs van € 1,50 in. 
Het aanbodtekort:
qv = ...................................
...........................................
qa = ...................................
...........................................
qa - qv = ............................
...........................................

Slide 20 - Diapositive

Stel dat de overheid de evenwichtsprijs te hoog vindt. 

Ze stelt daarom een maximumprijs van € 1,50 in. 

Het aanbodtekort kun je 
als volgt berekenen:
qv = -40 x 1,50 + 200 = 140
qa = 80 x 1,5 – 40 = 80
140 – 80 = 60 (x 1.000)
60.000 is het aanbodtekort 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Harberger-driehoek
In de afbeelding heeft de overheid de producenten belast met een (flinke) heffing. Als gevolg daarvan is de aanbodlijn naar boven verschoven en ontstaat een nieuwe evenwichtsituatie, met een hogere prijs. Per saldo daalt de welvaart met de driehoek WV.
Deze Harberger-driehoek geeft het welvaartsverlies weer.

Slide 23 - Diapositive

Wat is een minimumprijs?
A
Het is de hoogst toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal boven de marktprijs.
B
Het is de hoogste toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal beneden de marktprijs.
C
Het is de laagste toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal beneden de marktprijs.
D
Het is de laagst toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal boven de marktprijs.

Slide 24 - Quiz

Hier is sprake van ... bij het instellen van een minimumprijs
A
vraagoverschot
B
aanbodoverschot

Slide 25 - Quiz

Ligt de maximumprijs boven of onder de evenwichtsprijs
A
BOVEN
B
ONDER

Slide 26 - Quiz

Als de overheid een minimumprijs instelt, werkt ze de aanbieder tegen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

Bij een minimumprijs is er sprake van een
A
Vraagoverschot
B
Aanbodoverschot

Slide 28 - Quiz

Aan de slag
Maken H2.1 t/m 2.6
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!


Slide 29 - Diapositive