Markt en overheid hoofdstuk 4

Markt en overheid
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 44 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Markt en overheid

Slide 1 - Diapositive

Welkom!
  • Telefoon in de telefoontas
  • Zoek een zitplekje
  • Plenda, lesbrief () en pen, potlood rekenmachine en geodriehoek op tafel
  • Laat het lokaal netjes achter! (Geen rommel/papiertjes, stoel aanschuiven)

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk
  • Nieuwe weektaak volgens studiewijzer
  • Eerste les na het weekend af
  • Eerste les na het weekend nieuw huiswerk in Plenda
  • Controle en nakijken

Slide 3 - Diapositive

Nakijken
  • Kijk serieus en kritisch na!
  • Verbeter en vul aan! (niet alleen goed of fout)
  • Snap je het antwoord niet (helemaal)? Stel een vraag! 

Slide 4 - Diapositive

Vragen
  • Welke marktvorm is dit?
  • Wie grijpt hier in op de markt?
  • Waarom wordt hier ingegrepen?
  • Wat vind je van de manier waarop het ingrijpen tot stand komt?

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Diapositive

Externe effecten
  • Positieve of negatieve effecten van productie of consumptie voor de welvaart van anderen (=extern)
      zonder dat hiervoor wordt betaald!
  • Positief: onderwijs, vaccins, zonnepanelen
  • Negatief: milieuvervuiling, geluidoverlast

Slide 8 - Diapositive

Toekomstige generaties
  • Marktmechanisme/ prijs werkt op de korte termijn

  • Grondstoffen raken op door productie
  • Huizenmarkt ontoegankelijk voor jongeren
  • Baankansen nemen af door verplaatsing productie/automatisering

Slide 9 - Diapositive

Onderproductie
  • Te weinig (of geen) productie volgens een puur marktevenwicht
  • Onderwijs, zorg, (huur)huizen

Slide 10 - Diapositive

Te hoge/lage prijs
  • Maatschappij vraagt om hogere/lagere prijs
  • Levensreddende medicijnen te duur
  • Landbouwproductie te goedkoop (voorbeeld begin)

Slide 11 - Diapositive

Misbruik marktmacht
  • Monopolisten/oligopolisten pikken het surplus in op de markt. Is dat wel wenselijk/eerlijk?
  • Oliebedrijven en olieproducerende landen (OPEC)
  • 'Bigtech': Google, Microsoft, Alphabet, Twitter (X)

Slide 12 - Diapositive

Overheidsfalen
  • Verdringing 
  • Cliëntelisme 
  • Informatie verzamelen
  • Voordeel zoeken belangengroepen
  • Korte termijn denken 
  • Vergunningen 
  • Belastingen 
  • Onbetrouwbaarheid 


Slide 13 - Diapositive

Hoe in te grijpen?
  • Mogelijkheden zijn: regelgeving, kartelverbod, minimumprijs, maximumprijs, belastingen/accijns, subsidie
  • Ingrijpen in een markt heeft weer eigen (ongewenste) bijeffecten!

  • Bepalen wat de juiste manier is om een markt aan te sturen is dus niet zo eenvoudig! ('market design')


Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Markt in evenwicht
  • Consumentensurplus
  • Producentensurplus


Slide 16 - Diapositive

Minimumprijs
  • Bescherming producent
  • Consumentensurplus
  • Producentensurplus
  • Aanbodoverschot (vraagtekort)


Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Maximumprijs
  • Bescherming consument
  • Consumentensurplus
  • Producentensurplus
  • Vraagoverschot (aanbodtekort)
  • Er gaat surplus (=welvaart) verloren


Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

H4 De markt levert niet altijd de juiste prijs
Waarom bemoeit de overheid zich soms met de prijs op een markt?
Kernwoorden:
- ingrijpen in de markt
- minimumprijs
- maximumprijs
- belastingheffing

Slide 21 - Diapositive

Ingrijpen in de markt
  • Regulering van (vooral) de monopoliemarkt. Dit is vooral nodig bij natuurlijke monopolies. 
  • Mededingingswet. Kartelvorming en prijsafspraken zijn per wet verboden. 
  • Minimumprijzen ter bescherming van producenten. 
  • Maximumprijzen ter bescherming van consumenten. 

Slide 22 - Diapositive

Minimumprijs
De EU heeft voor een aantal landbouwproducten een minimum- of garantieprijs ingesteld. 
De EU garandeert een bepaalde minimumprijs voor producten. 

Slide 23 - Diapositive

Een minimumprijs ligt 
..............................
de evenwichtsprijs.

Bij een minimumprijs is het 
aanbod groter
dan de vraag, 

zodat er een 
.........................overschot 
ontstaat.  
Dit wordt vaak opgekocht door de overheid.

Slide 24 - Diapositive

Een minimumprijs ligt 
boven de evenwichtsprijs.

Bij een minimumprijs is het 
aanbod groter
dan de vraag, 
zodat er een aanbodoverschot 
ontstaat.  

Dit wordt vaak opgekocht door de overheid.

Slide 25 - Diapositive

Voorbeeld
Op een markt met volkomen concurrentie geldt het volgende marktmodel:
qv = -p + 500
qa = 2p - 250

Slide 26 - Diapositive

Er wordt een prijs van 300 ingesteld.
Er ontstaat een aanbodoverschot:
qa = .............................
......................................
qv = .............................
......................................
De overheid koopt het 
overschot op. Dit kost:
............................................
............................................


Slide 27 - Diapositive

Er wordt een prijs van 300 ingesteld.
Er ontstaat een aanbodoverschot:
qa = 2 x 300 – 250 = 350
qv = - 300 + 500 = 200

De overheid koopt het 
overschot op.
Dit kost:
150 x 300 = € 45.000


Slide 28 - Diapositive

Maximumprijs
Bij een maximumprijs ligt de prijs ..................................... de evenwichtsprijs en ontstaat er een .......................................
.................................. .

Slide 29 - Diapositive

Maximumprijs
Bij een maximumprijs ligt de prijs onder de evenwichtsprijs en ontstaat er een vraagoverschot / aanbodtekort.

Slide 30 - Diapositive

Voorbeeld
Stel dat de markt voor brood als volgt kan worden weergegeven:
qa = 80p - 40
qv = -40p + 200
(q in duizenden broden 
en p in euro’s per brood)

Slide 31 - Diapositive

Stel dat de overheid de evenwichtsprijs te hoog vindt. 
Ze stelt daarom een maximumprijs van € 1,50 in. 
Het aanbodtekort:
qv = ...................................
...........................................
qa = ...................................
...........................................
qa - qv = ............................
...........................................

Slide 32 - Diapositive

Stel dat de overheid de evenwichtsprijs te hoog vindt. 

Ze stelt daarom een maximumprijs van € 1,50 in. 

Het aanbodtekort kun je 
als volgt berekenen:
qv = -40 x 1,50 + 200 = 140
qa = 80 x 1,5 – 40 = 80
140 – 80 = 60 (x 1.000)
60.000 is het aanbodtekort 

Slide 33 - Diapositive

Belastingheffing
  • De overheid grijpt ook in door belasting te heffen. 
  • Door een belastingheffing op een product (bijvoorbeeld bij externe effecten), schuift de aanbodlijn ....................... . 
  • Bij elke aangeboden hoeveelheid, wil de aanbieder de oorspronkelijke prijs + de heffing.

Slide 34 - Diapositive

Belastingheffing
De overheid grijpt ook in door belasting te heffen. 
Door een belastingheffing op een product (bijvoorbeeld bij externe effecten), schuift de aanbodlijn omhoog. 
Bij elke aangeboden hoeveelheid, wil de aanbieder de oorspronkelijke prijs + de heffing.

Slide 35 - Diapositive

Voorbeeld 1: belastingheffing volkomen concurrentie
Stel dat het volgende geldt op een markt:
qv = -2p + 8
qa = 2p – 4

Als de overheid een heffing instelt van €1 per product, schuift de aanbodlijn omhoog.

Slide 36 - Diapositive

De evenwichtsprijs 
wordt nu ...............
en is dus gestegen 
met ...................... .  

De consument 
betaalt dus 
..................................
.................................. 
= .................. % van de heffing
.

Slide 37 - Diapositive

De evenwichtsprijs 
wordt nu € 3,- 
en is dus gestegen 
met € 0,50.  

De consument 
betaalt dus 
€ 0,50 / € 1 x 100% 
= 50% van de heffing
.

Slide 38 - Diapositive

Een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO):

wordt gemaakt door een werknemersorganisatie (vakbond) 
en een werkgeversorganisatie.



Slide 39 - Diapositive

Organisatiegraad
Percentage werknemers dat lid is van en bond.
Nederland: 21%
Free-ridergedrag of meeliftersgedrag


Slide 40 - Diapositive

Meeliftersgedrag
Als iedereen meelift, bestaat er geen vakbond

Soms wordt het verplicht; collectieve dwang

Slide 41 - Diapositive

Vb.
Door de vakbond ligt het loon van Peter €25,- per maand hoger.
Lidmaatschap vakbond kost €15,- per maand

Slide 42 - Diapositive

Lesdoelen - les 9
  • Uitleggen waarom de overheid een maximumprijs vaststelt.
  • Uitleggen dat bij een maximumprijs een vraagoverschot ontstaat en het vraagoverschot grafisch aangeven.
  • Uitleggen waarom de overheid een minimumprijs vaststelt.
  • Uitleggen dat bij een minimumprijs een aanbodoverschot ontstaat en het aanbodoverschot grafisch aangeven.
  • Verklaren dat het mechanisme van vraag en aanbod kan leiden tot inefficiënte uitkomsten.
  • Beschrijven dat de overheid kan ingrijpen m.b.v. prijsregulering en dit ingrijpen grafisch onderbouwen.

Slide 43 - Diapositive

Evaluatie lesdoelen - les 9
  • Uitleggen waarom de overheid een maximumprijs vaststelt.
  • Uitleggen dat bij een maximumprijs een vraagoverschot ontstaat en het vraagoverschot grafisch aangeven.
  • Uitleggen waarom de overheid een minimumprijs vaststelt.
  • Uitleggen dat bij een minimumprijs een aanbodoverschot ontstaat en het aanbodoverschot grafisch aangeven.
  • Verklaren dat het mechanisme van vraag en aanbod kan leiden tot inefficiënte uitkomsten.
  • Beschrijven dat de overheid kan ingrijpen m.b.v. prijsregulering en dit ingrijpen grafisch onderbouwen.

Slide 44 - Diapositive