Rekenen, P6, les 4

Rekenen, P6, les 4
welkom bij de rekenles


1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Rekenen, P6, les 4
welkom bij de rekenles


Slide 1 - Diapositive

voorbereiding door de docent
scores van de groepen meenemen
bundels basisvaardigheden meenemen
kopieën Verhoudingen meenemen

klaarzetten LessonUp Verhoudingen, Basisvaardigheden

zoveel mogelijk flessen en litermaten vullen t.b.v. referentiemaat emmer


Slide 2 - Diapositive

de afgelopen rekenexamens                                   2R8B
2 studenten die een score hebben tussen 4,0 en 4,8

2 studenten die een score hebben tussen 2,0 en 3,5

Als je voor rekenen een 5 hebt (of hoger) en voor Nederlands een eindscore 6 of hoger, dan ben je voor dit deel van de opleiding geslaagd.

Slide 3 - Diapositive

Hoe nu verder?
- De herkansing is in periode 8.

- We werken in de les aan verschillende rekendomeinen.

- Jullie moeten als huiswerk heel veel oefenen.
Daarvoor zullen jullie een licentie van NU Rekenen online moeten kopen. De informatie staat in de bijlage bij de e-mail die ik vandaag gestuurd heb. 
Tip: Heel veel opleidingen werken met dit programma.

Slide 4 - Diapositive

nieuwe regel
Het is verplicht om ook in de berekeningen telkens alle eenheden te noteren.

voorbeelden
  • 2 cm x 3 cm = 6 cm2   (en niet 2 x 3 = 6 cm2)
  • 3 dm x4 dm x10 dm= 120 dm 3 (en niet 3x4x10= 120 dm3)
  • 5 tassen x € 4,50 = € 22,50 (en niet 5 x 4,5 = € 22,50 )


Slide 5 - Diapositive

oefenen met woordformules en reken-regels
Als je zonder je studentenkaart gebruik maakt van de tram in Utrecht, dan wordt de volgende woordformule gebruikt.

reiskosten = € 1,08 + aantal haltes x € 0,20

Wat komt eerst, vermenigvuldigen of optellen?
Wat betaal je voor een rit van 5 haltes?
Wat is die € 1,08 ?

Slide 6 - Diapositive

oefenen met woordformules
Als je zonder je studentenkaart gebruik maakt van de tram in Utrecht, dan wordt de volgende woordformule gebruikt.


Wat komt eerst, vermenigvuldigen of optellen? (keer)
Wat is die € 1,08 ?  (basistarief, administratiekosten)
Wat betaal je voor 5 haltes?
reiskosten = € 1,08 + aantal haltes x € 0,20
                   € 1,08 + (              5 x  € 0,20 = € 1,00) = € 2,08

Slide 7 - Diapositive

huiswerk voor de volgende les
- Koop de licentie voor NU Rekenen [zie e-mail]
- Maak / herhaal de opdrachten van 
Basisvaardigheden 1, 2, 3, 13, 14, 24 (opdr. 1, 4 en 5). [e-mail]
(Wie neemt ze mee voor de afwezige klasgenoten?)
Tips:
-Deze opdrachten helpen je bij de voorbereiding op de herkansing van het rekenexamen.
-De volgende les wordt veel zinvoller als je de opdrachten thuis al gemaakt hebt.

Slide 8 - Diapositive

rekenen in het weerbericht voor Nederland
Je leest op zondagmiddag deze tekst.




- komende nacht                   - aan het einde van de nacht
- noorden en oosten              - uit het zuidoosten
- zuidwesten                         - de minimumtemperatuur
- rond                                  - het vriespunt  



                                           - dicht bij het vriespunt


Slide 9 - Diapositive

de woordenschat
komende nacht                  - de nacht na deze middag
aan het einde van de nacht - vanaf ongeveer 04:00 uur
noorden en oosten  
uit het zuidoosten
zuidwesten 
de minimumtemperatuur    - de laagste temp.
rond                                 - ongeveer 3 graden Celsius
het vriespunt                     - 0      (water wordt ijs)

Slide 10 - Diapositive

inhoud
Welke twee systemen van inhoudsmaten hebben we?

Slide 11 - Diapositive

de referentiemaat
Hoeveel liter kan er in een grote emmer?

- De groep gaat de inhoudsmaten noteren.
- Twee personen gaan de emmer vullen.
- Pak om de beurt een ding met water.
- Lees de inhoud af voordat je het ding leeggiet in de emmer. 
De andere studenten schrijven de inhoud op met de maat.
- Als de emmer vol is, dan worden alle maten bij elkaar opgeteld. Kan dat, of moet je eerst de maten gelijk maken?
- Referentiemaat: een grote emmer is ongeveer ...... liter.

Slide 12 - Diapositive

de referentiemaat
Hoeveel liter kan er in een grote emmer?

- De groep gaat de inhoudsmaten noteren.
- Twee personen gaan de emmer vullen.
- Pak om de beurt een ding met water.
- Lees de inhoud af voordat je het ding leeggiet in de emmer. 
De andere studenten schrijven de inhoud op met de maat.
- Als de emmer vol is, dan worden alle maten bij elkaar opgeteld. Kan dat, of moet je eerst de maten gelijk maken?
- Referentiemaat: een grote emmer is ongeveer ...10... liter.

Slide 13 - Diapositive

rekenen met tijd




              A                                B

Hoeveel tijd zit er tussen wekker A en wekker B?

Slide 14 - Diapositive

rekenen met tijd
Hoeveel tijd zit er tussen wekker A en wekker B?
A                                   B



A  tien minuten voor 2 uur = 13:50 uur  
over 10 minuten is het 14:00 uur
B  vier minuten voor 3 uur = 14:56 uur
Dat is 56 minuten na 14:00 uur.
10 + 56 = 66 minuten = 1 uur en 6 minuten tussen de wekker

Slide 15 - Diapositive

rekenen met verhoudingen
Nu Rekenen 1F-2F, 2e editie, p.164-167
afmaken 
2r8d vanaf scherm 9
2R8B vanaf scherm 12

rekenen met getallen
Nu Rekenen 1F-2F, basisvaardigheden hoofdstuk 3, 12, 13, 14, 24
Wie neemt dit mee voor een klasgenoot?

Slide 16 - Diapositive

gezamenlijke afsluiting
Hebben jullie goed kunnen werken?

Slide 17 - Diapositive