immuniteit en bloedgroepen

Afweer oefenen
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Afweer oefenen

Slide 1 - Diapositive

Afweer

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Welke type immunoglobuline zit al vóór de geboorte in het lichaam van de baby?
A
igG
B
igA
C
igM
D
igE

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

actieve immunisatie
passieve immunisatie
antigeen
antistof
geeft geen immuniteit
geeft immuniteit

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Acceptor A
Acceptor B
Acceptor AB
Acceptor 0
donor AB

Slide 10 - Question de remorquage

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

oefenen

Slide 14 - Diapositive

Bloedplaatjes
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedstolling
Afweer
Zuurstof vervoeren
Hemoglobine
Antistoffen maken

Slide 15 - Question de remorquage

Bloedplaatjes
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedstolling
Afweer
Zuurstof vervoeren
Hemoglobine
Antistoffen maken
Fibrinogeen

Slide 16 - Question de remorquage


Waar voel je je nu eigenlijk ziek van?
A
Van de infectie
B
Van de infectie en van de afweerreactie van je lichaam
C
Van de afweer van je lichaam
D
Van de witte bloedlichaampjes

Slide 17 - Quiz

Welke vorm van afweer bouw je pas na de geboorte (=verworven afweer) op
A
specifieke afweer
B
aspecifieke afweer
C
mechanische afweer
D
chemische afweer

Slide 18 - Quiz

Welk deel van het specifieke afweersysteem maakt geïnfecteerde cellen onschadelijk?
A
humorale afweer
B
cellulaire afweer

Slide 19 - Quiz

Wat is een plasmacel?
A
Een gedifferentieerde B-cel die antistoffen aanmaakt
B
Een synoniem voor 'witte bloedcel' of 'lymfocyt'
C
Een gedifferentieerde T-helpercel die het afweersysteem reguleert
D
Een voorstadium van een macrofaag die nog in het bloed circuleert

Slide 20 - Quiz

Cellen die afweerstoffen maken
Bij een tweede besmetting word je niet meer ziek
Een prik met verzwakte ziekteverwekkers
Verteerde bacteriën en dode witte bloedcellen
Immuun
Afweer
Infectie
Rode bloedcellen
Pus
Vaccinatie
Witte bloedcellen

Slide 21 - Question de remorquage

Zet de juiste onderdelen op de juiste plaats, gebruik Binas 84l
wel
wel
geen
geen
bloedstolling
afweer
zuurstof transport

Slide 22 - Question de remorquage

Vogelgriep is een griep die bij vogels voorkomt, maar ook _______ kan besmetten.
De griep wordt veroorzaakt door een _______. Niet alle vogels die het virus hebben, worden ziek. Vooral eenden, kalkoenen en _______ zijn er gevoelig voor.

Mensen kunnen besmet raken als het virus in de _______ komt. Er zijn in Nederland enkele tientallen mensen besmet geraakt met het virus.

Als je _______ raakt met het virus, bestrijdt je lichaam het virus met _______.
Afweer: antigenen
Sleep de woorden naar de juiste plek.
Kippen
Lucht
Antistoffen
Besmet
Virus
Mensen

Slide 23 - Question de remorquage

Virussen worden vooral bestreden via
A
B-cellen (humorale afweer)
B
B-cellen (cellulaire afweer)
C
T-cellen (humorale afweer)
D
T-cellen (cellulaire afweer)

Slide 24 - Quiz

Van welk type afweer zien we hier een voorbeeld?
A
specifieke afweer
B
mechanisch afweer
C
humorale afweer
D
chemische afweer

Slide 25 - Quiz

B-lymfocyten maken antistoffen die de bacteriën onschadelijk maken. Dit is...
A
Aspecifieke afweer
B
Specifieke afweer

Slide 26 - Quiz

Als je ziek bent kun je koorts krijgen. Dit is een vorm van:
A
externe aspecifieke afweer
B
interne aspecifieke afweer
C
(interne) specifieke afweer

Slide 27 - Quiz


Lysozymen breken de celwand van bacteriën af. Dit is een voorbeeld van:
A
Aspecifieke afweer
B
Specifieke afweer

Slide 28 - Quiz

Welke cellen starten de specifieke afweer?
A
Thelper lymfocyten
B
cytotoxische T-lymfocyten
C
antistoffen
D
plasmacellen

Slide 29 - Quiz

Bestanddeel 3 speelt een rol bij de afweer tegen ziekteverwekkers
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quiz

Het HIV-virus valt vooral T-lymofcyten aan, hierdoor krijg je AIDS. Op welke manier wordt het immuunsysteem dan veranderd?
A
De eerste afweerline
B
Tweede afweerlinie: De aspecifieke afweer
C
Derde afweerlinie: De specifieke afweer
D
Alle afweerlinies

Slide 31 - Quiz

B-lymfocyten maken antistoffen die de bacteriën onschadelijk maken. Dit is...
A
Aspecifieke en humorale afweer
B
Specifieke en humorale afweer
C
Aspecifieke en cellulaire afweer
D
Specifieke en cellulaire afweer

Slide 32 - Quiz

Wat is de biologische functie (oorspronkelijk) van het Crispr-Cas-systeem?
A
afweer van bacteriën
B
het verwijderen van ongewenst DNA
C
koppelen van DNA aan RNA
D
afweersysteem van virussen

Slide 33 - Quiz

Wat voor type bloedcel is de geactiveerde lymfocyt?
A
T-helper cel
B
Tc-cel
C
B-cel
D
APC (antigeen presenterende cel)

Slide 34 - Quiz

De APC presenteert aan de T-helpercel een
A
antigen mbv MHC1
B
antigen mbv MHC2
C
antistof mbv MHC1
D
antistof mbv MHC2

Slide 35 - Quiz

Hoe zat het ook alweer met MHC 1 en MHC 2? Wat was het verschil?
A
MHC 1 zit op witte bloedcellen en MHC 2 op alle cellen
B
MHC 1 zit op alle cellen en MHC 2 alleen op witte bloedcellen
C
MHC 1 is een uithangbord voor de celinhoud en MHC 2 is een receptor
D
MHC 1 is een receptor en MHC 2 is een uithangbord voor de celinhoud

Slide 36 - Quiz

Welke bewering over MHC-1 is onjuist? Of zijn ze alledrie juist?
A
MHC staat voor 'major histocompatibility complex'
B
Op MHC-1 worden lichaamseigen en lichaamsvreemde antigenen gepresenteerd
C
MHC-1 wordt gepresenteerd door alle lichaamscellen
D
Beweringen A, B en C zijn alle drie juist

Slide 37 - Quiz

Welke cel presenteert geen MHC-II?
A
Macrofaag
B
B-cel
C
Dendritische cel
D
Cytotoxische T-cel

Slide 38 - Quiz

Cytokinen worden in veel situaties gemaakt door verschillende cellen. Wat is een ding dat cytokinen gemeen hebben?
A
Ze zetten cellen aan tot apoptose
B
Ze zetten cellen aan tot een celspecifieke reactie
C
Ze stimuleren de ontstekingsreactie
D
Ze binden aan antigenen

Slide 39 - Quiz


Gebruik de tekst.
Welke functie heeft hemocyanine?

A
afvalstoffen uit het bloed halen
B
afweer tegen ziekteverwekkers
C
opname en afgifte van zuurstof
D
stollen van het bloed

Slide 40 - Quiz

Het grootste carnivore buideldier, de Tasmaanse duivel (Sarcophilus harrisii), dreigt ten onder te gaan aan een besmettelijke vorm van aangezichtskanker. In 1996 werden de eerste Tasmaanse duivels met tumoren op de kop gesignaleerd. De oorzaak van deze vorm van kanker was toen nog niet bekend. In eerste instantie zocht men naar mogelijke oorzaken in het leefgebied. Later ontdekte men dat de besmetting tot stand komt door onderlinge overdracht van tumorweefsel. Het tumorweefsel dat wordt overgedragen, wordt door de ontvanger niet afgestoten. Wanneer in een normale situatie lichaamsvreemd weefsel in het lichaam terechtkomt, treden processen op die leiden tot chronische afstoting van het weefsel. Na presentatie door een APC wordt door een bepaald type witte bloedcellen het afstotingsproces in gang gezet. Welke?
A
Macrofaag/dendritische cel
B
Thelper-cel
C
Cytotoxische T-cel
D
B-cel

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Diapositive

Vragen?

Slide 43 - Diapositive