Thema 1, week 3 Les 12 het voorvoegsel

lesdoel
Ik weet wat een voorvoegsel is en ik kan woorden met de voorvoegsels on-, be- en ge- herkennen en correct schrijven.
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

lesdoel
Ik weet wat een voorvoegsel is en ik kan woorden met de voorvoegsels on-, be- en ge- herkennen en correct schrijven.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

-on betekent: slecht/verkeerd/niet

Slide 3 - Diapositive

Ken jij een woord dat begint met het voorvoegsel on-

Slide 4 - Question ouverte

Wat past er op de stippeltjes?
Ik vind de opdracht niet duidelijk maar............
A
onvriendelijk
B
ongevaarlijk
C
ongezellig
D
onduidelijk

Slide 5 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van
gevaarlijk?

Slide 6 - Question ouverte

Wat past er op de stippeltjes?
Hij is niet vriendelijk dus hij is............
A
onvriendelijk
B
ongevaarlijk
C
ongezellig
D
onduidelijk

Slide 7 - Quiz

Schrijf een woord op dat met het voorvoegsel -ge begint.

Slide 8 - Question ouverte

-ge : wordt gebruikt bij werkwoorden

Slide 9 - Diapositive

Wat is het voorvoegsel van het onderstreepte woord?
Ik wordt vaak wakker van het gesnurk van mijn vader.

Slide 10 - Question ouverte

Wat past er op de stippeltjes?
Het treiteren houdt niet op. Ik wordt steeds ............
A
getrappeld
B
getrakteerd
C
getreiterd

Slide 11 - Quiz

Wel het voorvoegsel -ge
Geen voorvoegsel -ge
geblaas
geeuwen
geschreeuw
gelden
gevangen
graven
groeten
gemis

Slide 12 - Question de remorquage

het klinkt als bu maar je schijft be

Slide 13 - Diapositive

Schrijf een woord op dat met het voorvoegsel -be begint.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het voorvoegsel van het onderstreepte woord?
Ik begrijp  niet veel van de uitleg van de juf.

Slide 15 - Question ouverte

Wel het voorvoegsel -be
Geen voorvoegsel -be
bekleden
beschrijven
beestjes
bezem
betrappen
bezoeken
begroeten
beste

Slide 16 - Question de remorquage

Welke drie voorvoegsel heb jij vandaag geleerd?

Slide 17 - Question ouverte

Sleep de voorvoegsel naar de stippen en maak drie goede woorden.
.....aardig
.....klap
.....danken
ge
on
be

Slide 18 - Question de remorquage

Sleep de voorvoegsel naar de stippen en maak drie goede woorden.
.....scoord
.....voldoende
.....strijden
ge
on
be

Slide 19 - Question de remorquage

Sleep de voorvoegsel naar de stippen en maak drie goede woorden.
.....mis
.....juist
.....schadigd
ge
on
be

Slide 20 - Question de remorquage

aan het werk
 Thema 1, week 3
Les 12
Opgave 3
Opgave 2
Plussen

Weet je niet meer hoe het was lees dan opgave 1 nog een keer.

Slide 21 - Diapositive