Cette leçon contient 37 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
H5 Highlights
Slide 1 - Diapositive
Voedingsstof
Bouwstof
Brandstof
Reserve stof
Beschermende stof
Eiwitten
JA
JA
NEE
NEE
Koolhydraten
JA
JA
JA
NEE
Vetten
JA
JA
JA
NEE
Water
JA
NEE
NEE
NEE
Mineralen (zouten)
JA
NEE
NEE
JA
Vitaminen
JA
NEE
NEE
JA
Slide 2 - Diapositive
Brandstof cel
Cellen gebruiken ATP als brandstof.
Slide 3 - Diapositive
ADH waarde
ADH = aanbevolen dagelijkse hoeveelheid.
ADH geeft aan hoeveel vitamines en mineralen je per dag nodig hebt.
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Dissimilatie van glucose
Aerobe dissimilatie (= verbranding)
met zuurstof
Anaerobe dissimilatie
zonder zuurstof
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Fosfaataccu
= ATP- en CP-voorraad samen in je spiercellen
Levert tussen 10-20 seconden energie
Slide 8 - Diapositive
Aerobe dissimilatie glucose
Slide 9 - Diapositive
Anaerobe dissimilatie glucose
In het cytoplasma van de cel !!!
Melkzuurgisting
C6H12O6 2C3H6O3
Dit levert maar 2 ATP
pyrodruivenzuur
Spieren verzuren en raken vermoeid.
"Nahijgen": de lever dissimileert melkzuur alsnog aëroob en de vrijgekomen energie wordt vastgelegd in ATP
Onvolledige verbranding door afwezigheid O2
Er zit nog energie in melkzuur!
Slide 10 - Diapositive
Binas 68A
Slide 11 - Diapositive
Dissimilatie van eiwitten en vetten
aëroob
dissimilatie vetten in cytoplasma en mitochondria
dissimilatie van eiwitten in maag/darmstelsel en cytoplasma levercellen. Eiwitten worden niet "opgeslagen" in het lichaam (teveel aan eiwit kan ook worden omgezet in vet).
Slide 12 - Diapositive
Eerste stap dissimilatie van vetten
Vetten worden afgebroken tot 3 vetzuren en een glycerolmolecuul.
Hoog energetisch maar de dissimilatie gaat langzaam/kost erg veel O2
Slide 13 - Diapositive
Eerste stap dissimilatie eiwitten
Eiwitten worden in het maag en darmkanaal verteerd in aminozuren.
Eiwit aminozuur ammoniak (NH3) ureum
Slide 14 - Diapositive
De energiesystemen en hun energiebronnen
Het lichaam kan gebruik maken van de volgende energiesystemen:
Vrij ATP
Creatinefosfaat (CP)
Anaërobe dissimilatie van glucose (glycolyse)
Aërobe verbranding van glucose
Aërobe verbranding van vet
BINAS 90A
Slide 15 - Diapositive
BINAS 90A
Vrij ATP
2-4 sec
Opslag is niet mogelijk = zwaar molecuul
Steeds omzetting vanuit ADP
Slide 16 - Diapositive
BINAS 90A
CP
10-25 sec
CP levert fosfaatmolecuul aan ADP, zodat weer ATP ontstaat
Opslag CP in spieren
100m + 200m
sprint
Slide 17 - Diapositive
BINAS 90A
Anaërobe dissimilatie van glucose
25-70 sec
In cytoplasma
Levert 2 ATP
Levert melkzuur
100m hardlopen + 1500m schaatsen
Slide 18 - Diapositive
BINAS 90A
Aërobe dissimilatie van glucose
65- ........ sec
In mitochondria
Levert 38 ATP
Langzaam proces
Voorraad glucose = glycogeen in lever en spieren
Ongetrainde mensen hebben 500g voorraad glycogeen. Getrainde mensen wel 1kg! Daar kan dan 45-60 min zware inspanning mee geleverd worden.
tijdrit wielrennen + marathon
Slide 19 - Diapositive
Aërobe dissimilatie van vet
(staat niet in 90A)
Vet levert veel energie (129 ATP!!) en is altijd aanwezig in het lichaam.
Kost heel veel zuurstof!!
Vetverbranding bij inspanningen van lage intensiteit.
Slide 20 - Diapositive
Essentiële aminozuren
De lever kan 11 van de 20 verschillende aminozuren maken door andere aminozuren om te bouwen.
Essentiële aminozuren kan de mens ALLEEN via voeding binnenkrijgen.
E a.z E a.z. ? waarbij de activiteit van de lever is
E a.z. NE a.z. ?
NE a.z. E a.z. ?
NE a.z. NE a.z. ?
BINAS 67H1
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Palissadeparenchym
Sponsparenchym
Nerf/ houtvat
Huidmondje
Sluitcellen
Cuticula
Slide 26 - Diapositive
Huidmondje
sluitcellen:
sluiten bij warmte
en voorkomen
verlies van water
Slide 27 - Diapositive
nerf:
bevat hout-
vaten die water
aanvoeren (en
anorganische
soffen)
Slide 28 - Diapositive
Beperkende factor
De abiotische factor waarvan de waarde
het verst ligt van de optimumwaarde is
de beperkende factor.
Verbeter je die factor dan gaat de
fotosynthese snelheid omhoog.
Vaak: CO2 in de lucht.
In plantenkassen: extra CO2 toegevoegd.
Als blijkt dat de hoeveelheid licht toeneemt, de fotosynthese van een plant sneller gaat, dan is licht de beperkende factor voor de fotosynthese.
Als bij meer licht, de snelheid van de fotosynthese gelijk blijft, is een andere factor beperkend.
Bijvoorbeeld het CO2-gehalte of de temperatuur.
Voorbeelden van wat beperkende factoren kunnen zijn: