les 29 en 30: tekststructuur, alinea's en functiewoorden

LEESVAARDIGHEID 
De komende weken gaan we aan de slag met het laatste onderdeel van Nederlands dit jaar: begrijpend lezen.

We herhalen de theorie uit periode 2.

Je krijgt een toets in de vierde toetsweek over:
les 29-32, les 43-46 en les 72 en 73
+ moeilijke woorden (Drillsters) --> apart cijfer
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

LEESVAARDIGHEID 
De komende weken gaan we aan de slag met het laatste onderdeel van Nederlands dit jaar: begrijpend lezen.

We herhalen de theorie uit periode 2.

Je krijgt een toets in de vierde toetsweek over:
les 29-32, les 43-46 en les 72 en 73
+ moeilijke woorden (Drillsters) --> apart cijfer

Slide 1 - Diapositive

les 29 en les 30
Doelen van de les:
  • Je leert op welke manier de meeste teksten zijn opgebouwd.
  • Je weet wat een inleiding, kern en slot van een tekst is en je kunt ze herkennen in teksten.
  • Je leert wat alinea's en functiewoorden zijn en hoe ze je helpen de structuur van een tekst te herkennen.

Slide 2 - Diapositive

Hoe wordt een tekst vaak opgebouwd? (welke onderdelen?)

Slide 3 - Question ouverte

Waarom heeft een tekst een bepaalde opbouw?

Slide 4 - Question ouverte

Belgisch staalbedrijf betaalt werknemers 30.000 euro te veel
Een Belgisch staalbedrijf heeft door een boekhoudkundige fout bijna 30.000 extra overgemaakt naar 230 medewerkers die gemiddeld 1.600 euro netto verdienen.
Toen de blunder was opgemerkt, kregen de werknemers meteen een e-mail of ze het geld zo snel mogelijk terug wilden storten. In sommige gevallen zal terugbetalen echter moeilijk zijn, omdat de werknemers het geld al hebben uitgegeven. Ook zijn er werknemers met schulden bij wie automatisch loonbeslag wordt gelegd.
titel
kern
inleiding
afbeelding

Slide 5 - Question de remorquage


A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
D
Dat is niet duidelijk.

Slide 6 - Quiz

Wat is de functie van een inleiding?

Slide 7 - Carte mentale

Inleiding

De inleiding staat aan het begin van de tekst (1 alinea) en kan de volgende functies hebben:

- de aandacht trekken

- het onderwerp introduceren

- vertellen hoe de tekst verdergaat

- een vraag stellen

- in een nieuwsbericht vaak een samenvatting 

Slide 8 - Diapositive

In de inleiding moet je altijd een vraag stellen.
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Wat staat er in de kern (middenstuk) van een tekst?

Slide 10 - Question ouverte

Kern (middenstuk)

De kern is het middenstuk van de tekst. Hierin staat:

- de meest precieze informatie

- het gaat over het onderwerp (deelonderwerpen)

- hoofd- en bijzaken


De kern bestaat meestal uit meerdere alinea's.

Slide 11 - Diapositive

Noem eens een deelonderwerp bij het onderwerp: songfestival

Slide 12 - Carte mentale

Kan de kern meerdere alinea's hebben?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Hoofd- en bijzaken.
Wat is een hoofdzaak eigenlijk?
A
Hoofdzaken geven de belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
B
Hoofdzaken geven minder belangrijke informatie.
C
Hoofdzaken maken de tekst iets duidelijker
D
Hoofd- en bijzaken bestaan niet.

Slide 14 - Quiz

Wat zijn bijzaken?
A
Details
B
Voorbeelden
C
Uitleg
D
Voordelen

Slide 15 - Quiz

Bijzaken moet je weg kunnen laten in een tekst
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Slot

Het slot is het laatste deel van de tekst.

De schrijver kan verschillende dingen doen in het slot:

- een samenvatting geven

- een conclusie trekken

- naar de toekomst kijken of een vraag meegeven aan de lezer.

Slide 17 - Diapositive

De schrijver vertelt waar de tekst over gaat.
Vaak wordt er een voorbeeld of een grappig verhaaltje opgeschreven.
Per alinea wordt nieuwe informatie gegeven over het onderwerp.

De tekst wordt samengevat, er wordt een conclusie gegeven.
Hierin wordt geen nieuwe informatie meer gegeven.
Inleiding
Middenstuk
Slot

Slide 18 - Question de remorquage

Even oefenen
Lees de tekst (Moet je niezen? Niet tegenhouden!)
op blz. 65 van je boek

Je krijgt 3 minuten.
timer
1:00

Slide 19 - Diapositive

Welke alinea of alinea's horen bij de inleiding?

Slide 20 - Question ouverte

Welke alinea of alinea's horen bij de kern?

Slide 21 - Diapositive

les 30: alinea's en functiewoorden

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Wat is de kernzin van alinea 4? Je mag citeren (eerste twee en laatste twee woorden zin)

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Televisiekijken biedt bovendien ontspanning.


Wat wordt er in de alinea daarvoor beschreven, denk je?
A
een nadeel van televisiekijken
B
een voordeel van televisiekijken
C
een andere manier van televisiekijken

Slide 34 - Quiz

Wat is het functiewoord?

Een belangrijk gevolg van deze maatregel is minder criminaliteit.

Slide 35 - Question ouverte

Wat is het functiewoord?

Het lozen van gif door een fabriek kan een verklaring voor de dode vissen in de rivier zijn.

Slide 36 - Question ouverte

Huiswerk
  • les 29: Maken opdr. 2-8 (blz. 62) 
  • les 30: maken opdr. 4 en 5
  • Oefen de moeilijke woorden van les 29 en 30 met de Drillsters (1+2).

Antwoorden komen in de studiewijzer Nederlands op Magister.me, periode 4, leesvaardigheid

Slide 37 - Diapositive

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Sondage