Formatieve toets H3 12.1 en 12.2

Thema 13: Erfelijkheid en evolutie




Benodigheden
- Werkboek en schrift
- Pen, potlood, etc.
- iPad

Cijfer
- NEE




Lesson Up
Ja




Tassen in
de tassenkast
Telefoons in de telefoontas
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Thema 13: Erfelijkheid en evolutie




Benodigheden
- Werkboek en schrift
- Pen, potlood, etc.
- iPad

Cijfer
- NEE




Lesson Up
Ja




Tassen in
de tassenkast
Telefoons in de telefoontas

Slide 1 - Diapositive

today''s program 



test-je-zelf / formatieve toets erfelijkheidsvraagstukken




Slide 2 - Diapositive

BIj een dier zijn de volgende eigenschappen bekend:
A = krullend haar
a = sluik haar

Bij welke kruising is de kans het grootst op zoveel mogelijk jongen met sluik haar?
A
Aa x aa
B
Aa x Aa
C
AA x aa
D
AA x Aa

Slide 3 - Quiz

Iemand, die in staat is zijn tong op te rollen is in het bezit van het allel R. Een persoon die zijn tong niet kan oprollen (rr) heeft twee zusters, die dit wel kunnen. Zijn beide ouders kunnen dit ook. Wat zijn de mogelijke genotypen van de ouders en van de zusters?
A
Ouders RR en Rr, zusters RR en/of Rr.
B
Ouders Rr en Rr, zusters alleen RR.
C
Ouders RR en Rr, zusters alleen Rr.
D
Ouders Rr en Rr, zusters RR en/of Rr.

Slide 4 - Quiz

De bloemkleur van viooltjes wordt bepaald door intermediaire overerving. De allelen zijn AP = paars en AG= geel. Het heterozygoot genotype geeft roze bloemen.
Wat is de kans op roze viooltjes als je paarse met gele viooltjes kruist?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 5 - Quiz

Uit een kruising van eenplant met haarloze bladeren en een plant met behaarde bladeren komen nakomelingen met doorns op de stengel. Hoe noemt men dit fenotype
A
co-dominant
B
intermediair

Slide 6 - Quiz

Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
2 en 5

Slide 7 - Quiz

In de afbeelding is een stamboom de overerving van albinisme bij een gezin weergegeven. De ouders uit dit gezin krijgen krijgen een vierde kind. Hoe groot is de kans dat dit kind pigment heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 8 - Quiz

Twee ratjes worden gekruist. Beide ratten zijn bruin. Ze krijgen in drie jaar 26 jongen. Daarvan zijn er 19 bruin en 7 wit.
Welke eigenschap is dominant en geef de genotypen van de ouders?

A
Bruin = dominant Ouders: Aa x Aa
B
Bruin = dominant Ouders: AA x Aa
C
Wit = dominant Ouders: Aa x Aa
D
Wit = dominant Ouders: aa x aa

Slide 9 - Quiz

Krijgt een jongen het X-chromosoom van zijn vader of moeder?
En van wie heeft hij het Y-chromosoom gekregen?

A
Het X-chromosoom kan alleen van zijn moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn vader.
B
Het X-chromosoom kan alleen van zijn vader komen; het Y-chromosoom alleen van zijn moeder.
C
Het X-chromosoom kan zowel van zijn vader als moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn vader.
D
Het X-chromosoom kan zowel van zijn vader als moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn moeder.

Slide 10 - Quiz