5.7 Grammatica flexles

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Welkom!

Leg alvast klaar:

• iPad (log in bij LessonUp)

De les start en je bent stil:

Naam = waarschuwing 1

Naam I = waarschuwing 2

Naam II = 1 uur nakomen

Naam III = 1,5 uur nakomen

Naam IIII = 2 uur nakomen

Planning

• Korte herhaling nieuwe woordsoorten
• Werkmoment
• Afsluiten van de les 

Aanwijzend voornaamwoord

DEZE en DIE

wijst naar 'de' woorden

DIT en DAT 

wijst naar 'het' woorden

Aanwijzend voornaamwoord

• Deze fiets is van mij. Die is van jou. 
• Deze boeken zijn van mij. Die zijn van jou.

Op de plek van deze of die past het lidwoord de.

• Dit huis hier is van mij. Dat daar is van jou.

Op de plek van dit en dat past het lidwoord het.

Vragend voornaamwoord (vrv)

- Vraagt naar iets of iemand.

- Wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Wie wil een ijsje?

Wat is je lievelingskleur?

Welke route nemen we?

Wat voor (een) geluid is dat?

Wederkerend voornaamwoord

Wederkerend voornaamwoord

Karel - welke persoon?                      Piet en Henk - welke persoon?

Bram en ik - welke persoon?           Mevrouw Pot - welke persoon?

Tip

Zet de zin in de hij-vorm, dan verandert het wederkerend voornaamwoord in 'zich' en dat is makkelijker te herkennen.

  

                             me           +            zich       wkv

Dus: Ik verveel me. -⊳ Hij verveelt zich.

Werkmoment

• Oefen met de voornaamwoorden met het werkblad.
• Rond je schrijftaken af.

Informatie over de schrijftaken vind je in Teams, opdrachten.

Antwoorden van het werkblad vind je in Teams, oefenen H5.

Afsluiting

• Wat heb je deze les gedaan?