H4 Het weer Par 1 Luchtdruk

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Welkom bij Nask

Klas VMBO 3-Basis

Het weer

Hoofdstuk 2

Vandaag paragraaf:

Luchtdruk

Leerdoelen

Aan het einde van de les kun je de vragen beantwoorden:

- Wat is luchtdruk?

- Hoe meet je luchtdruk?

- Wat is absolute druk en hoe reken je daarmee?

- Wat heeft luchtdruk met het weer te maken?

Wat is luchtdruk?

Hoe druk is het in de lucht.

Bij de grond is het drukker in de lucht

vanwege de zwaartekracht.

Hoog in lucht is het minder druk, 

minder moleculen -> minder zuurstof.

Wat is de eenheid van luchtdruk?

De eenheid van druk is Pascal (Pa)

1 Pa = 1 N/m²

De luchtdruk op aarde is 

100.000 Pa = 100.000 N/m² 

Werking barometer

Barometer

• Laat de plaatselijke luchtdruk zien
  
• Gemiddelde druk op zeeniveau 1013 hPa (hectopascal)
• tussen de 970 en 1050 hPa

Hoe meet je de luchtdruk?

Luchtdruk meet je met een Barometer

100.000 Pa = 1000 hPa = 1 Bar

Meteorologen gebruiken vaak hPa.

Automonteurs gebruiken vaak Bar.

Manometer

Meet overdruk en onderdruk:

Overdruk: lucht in een band

Onderdruk: lucht in vacuüm

Absolute druk=Luchtdruk+Overdruk

Absolute druk=Luchtdruk-Onderdruk

Hoe hoger, hoe minder luchtdruk

Hoe werkt een weerkaart?

Isobaren

Lijnen met dezelfde luchtdruk

Isobaren dichtbij elkaar,

groot verschil in luchtdruk,

veel wind

Wat betekent luchtdruk?

Wat is de luchtdruk op aarde?

1. 1 Pa
2. 1000 Pa
3. 100.000 Pa
4. 1.000.000 Pa

Waarom is er bij de grond meer luchtdruk dan hoog in de lucht?

1. Door de zwaartekracht
2. Door de warmte
3. Door de zon
4. Door de kou

Waarmee meet je de luchtdruk?

1. Met een fietspomp
2. Met een barometer
3. Met een hectometer
4. Met je handen

Waaraan herken je een hogedrukgebied?

1. Veel wolken
2. Slecht weer
3. Droog
4. Veel wind

Nog 2 vragen over deze foto

Waar is de meeste wind?

1. Linksboven
2. Rechtsboven
3. Linksonder
4. Rechtsonder

De wind gaat van ...

1. L naar L
2. L naar H
3. H naar H
4. H naar L

Zelfstandig werken

Maken in je boek - Hoofdstuk 4.1