Methodiek - herhalingsles H9, H13 & H14

H9
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
WelzijnMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

H9

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent methodisch werken?
A
Handelen volgens richtlijnen
B
Bewust handelen volgens vaste stappen
C
Samen werken met anderen
D
De behoefte om zorg en ondersteuning vast te stellen

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Methodisch werken heeft vier kenmerken. Welke kenmerken?
A
Doelgericht, planmatig, procesmatig en bewust
B
Planmatig, procesmatig, bewust en SMART.
C
Doelgericht, planmatig, procesmatig en onbewust.
D
Planmatig, bewust, SMART en via een methode.

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De vier belangrijke kenmerken van methodisch werken:
Bewust
situatie cliënt, 
doelen,
werkwijze, proces, 
eigen gevoelens, 
invloed eigen gedrag

Planmatig
weg waarlangs men werkt
 stap voor stap
Proces
matig
zit je op de goede weg, bijsturen
Doel
gericht
vooruitkijken en terugkijken

Slide 4 - Diapositive

Laten uitleggen met een voorbeeld. 
Bij welk kenmerk van methodisch werken hoort de onderstaande uitspraak?

Je werkt volgens een stappenplan om een doel te bereiken.
timer
0:30
A
Bewust
B
Procesmatig
C
Planmatig
D
Doelgericht

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdens de uitvoering van een activiteit moet je erop letten of je nog steeds op de goede weg zit of dat je het proces misschien moet bijsturen.
timer
0:30
A
Procesmatig
B
Doelgericht
C
Planmatig
D
Bewust

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Levensterreinen als basis voor
methodisch werken
Bij het onderzoeken van de hulpvraag besteed je aandacht aan alle levensterreinen. Welke dit zijn, hangt af van je doelgroep.
De acht levensterreinen die bij methodisch werken in de MZ worden onderscheiden, zijn:
  1. Financiën
  2. Sociaal functioneren
  3. Psychisch functioneren
  4. Zingeving
  5. Lichamelijk functioneren
  6. Praktisch functioneren
  7. Dagbesteding
  8. Huisvesting

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de vier kenmerken van methodisch werken?
A
Doelgericht, planmatig, procesmatig en bewust
B
Planmatig, procesmatig, bewust en SMART
C
Doelgericht, planmatig, procesmatig en onbewust
D
Planmatig, bewust, SMART en via een methode

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de vier kenmerken van methodisch werken?
A
Doelgericht, planmatig, procesmatig en bewust
B
Planmatig, procesmatig, bewust en SMART
C
Doelgericht, planmatig, procesmatig en onbewust
D
Planmatig, bewust, SMART en via een methode

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de vier kenmerken van methodisch werken?
A
Doelgericht, planmatig, procesmatig en bewust
B
Planmatig, procesmatig, bewust en SMART
C
Doelgericht, planmatig, procesmatig en onbewust
D
Planmatig, bewust, SMART en via een methode

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welk levensterrein hoort het onderstaande:

Verschillende vaardigheden, als huishoudelijke vaardigheden.
A
Dagbesteding
B
Lichamelijk functioneren
C
Zingeving
D
Praktisch functioneren

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de 3 fasen van methodisch werken?

Slide 12 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Fasen van methodisch werken
Voorbereiding
Uitvoering
Afrondingsfase

Slide 13 - Diapositive

Uitleggen wat ze inhouden en welke stappen er gezet gaan worden. 
Waar staat PDCA voor?

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De PDCA-cyclus
De PDCA-cyclus noemt vier stappen om tot kwaliteitsverbetering te komen:
  • Plan: Maak een plan op grond van de doelen die je wilt bereiken
  • Do: Voer het plan uit
  • Check: Vergelijk de behaalde resultaten met het resultaat dat je had willen bereiken
  • Act: Stel de behaalde resultaten vast of stuur bij in die alsnog te bereiken.

Ook bij PDCA-cyclus komen de drie fasen naar voren
 (voorbereiding, uitvoering en evaluatie).

Het is een cyclisch proces. 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je kunt PDCA-principe toepassen
A
Alleen in de afrondingsfase
B
Alleen in de voorbereiding
C
Alleen in de voorbereidings- en uitvoeringsfase
D
In alle fasen van methodisch werken

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Cliënten staan centraal. Ze worden gezien als unieke wezens die zelf richting geven aan hun leven, dus ook aan hun zorg. De professionele zorg is aanvullende zorg in de vorm van ondersteuning.  Het gaat er vooral om wat zorgvragers nog zelf kunnen en willen.
Cliënten worden gezien als een psychosociale-somatische eenheid. De psychische, sociale en somatische aspecten zijn niet te scheiden. Elk mens is uniek en heeft zijn of haar eigen behoeften. De zorgverlener kijkt vanuit deze visie naar alle aspecten en stemt de activiteiten en werkzaamheden af in overleg met de cliënt, zijn netwerk en de disciplines die betrokken zijn bij de zorg.
Cliënten worden gezien als patiënten met zichtbare problemen en beperkingen. Men kijkt vooral naar de problemen. De cliënt is afhankelijk van de zorgverlener en de eigen verantwoordelijkheid is nauwelijks belangrijk.
Medische visie
Holistische visie
Emancipatorische visie

Slide 17 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Visies op zorg
  • Medische visie = een traditionele visie, waarin een cliënt gezien wordt als een patiënt met zichtbare problemen en beperkingen. 
  • Holistische visie= De cliënten worden gezien als één psychosociale-somatische eenheid. De drie aspecten psychische, sociale en lichamelijk zijn wel te onderscheiden maar niet te scheiden.  
  • Emancipatorische visie= de cliënt wordt gezien als uniek en als iemand die zelf richting geeft aan zijn leven, dus ook aan zijn zorg. 

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In de huidige samenleving is er sprake van de volgende ontwikkeling:
Individualisering botst met participatiesamenleving.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

H13

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Soorten activiteiten 
Je kunt activiteiten individueel en in groepsverband uitvoeren binnen verschillende soorten activiteiten.

  • Vrijetijdsbesteding: Activiteiten in de tijd dat cliënten geen verplichtingen hebben en hun tijd naar hun eigen wens kunnen invullen.
  • Zelfzorgactiviteiten: Deze activiteiten richten zich op de zorg voor het eigen lichaam en de eigen woonomgeving. Het is niet ter ontwikkeling maar om te voorkomen dat deze cliënten steeds meer afhankelijk worden van de zorg van anderen.
  • Arbeidsmatige activiteiten
  • Vormings- of educatieve activiteiten
  • Ontwikkelingsgerichte activiteiten

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem een voorbeeld van vormings- of educatieve activiteiten

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke soorten activiteiten zijn er?
Vrijheidsbesteding
Zelfzorg activiteiten
Arbeidsmatige acitiviteiten
Vormings-of educatieve activiteiten
Ontwikkelingsgerichte activiteiten
Kunnen invullen van tijd naar eigen wens.

Misschien wel een uur in bad liggen of TV kijken
Richt zich op activiteiten voor zorg voor eigen lichaam of wonen.

Onder begeleiding koken, wassen ed.

Richten zich op iets produceren of diensten verlenen aan anderen.

tuin onderhoud
Fietsen repareren

Werken geeft structuur aan de dag
Richten zich op iets leren.

Vergroten van iemands algemene ontwikkeling.

De cliënt leert iets en wordt daar blij van
Beogen de ontwikkeling, de ontwikkelins
aspecten van de cliënt stimuleren.

Lichamelijke, zintuigelijke en motorische ontwikkeling

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Jan woont sinds twee maanden in een woongroep. Hij heeft een psychiatrische problematiek. Hij heeft weinig dagstructuur. Hij ligt lang in zijn bed en zit verder veel voor de tv op zijn kamer. Je wilt Jan activeren om mee te helpen met het onderhouden van de tuin. Daar ligt ook zijn interesse. Er is een tuinploeg die elke vrijdag van 9 tot 11 uur bezig is in de tuin. Je hebt je plan besproken met Jan. Hij vindt het wel een goed idee, maar hij vindt het ook wel lekker om ’s morgens in zijn bed te blijven liggen.

Hoe kun jij Jan motiveren om mee te doen?

Slide 24 - Question ouverte

Om Jan te motiveren moet je vooral aangeven waarom het belangrijk is dat Jan aan deze activiteit mee gaat doen. Je kunt een beroep doen op zijn interesse in tuinieren. Bovendien is het fijn als de tuin er mooi uitziet. Je kunt ook afspreken om een keer te gaan kijken op vrijdagochtend. Je moet bedenken op welke manier je Jan in beweging kunt krijgen. Duidelijk en in samenspraak de taken voor Jan formuleren zodat hij weet wat er van hem verlangd wordt.
Instrueren: je vertelt Jan wat er precies gaat gebeuren, wie wat doet en hoe het werk georganiseerd is. Je moet daarbij transparant en duidelijk zijn over de activiteit. Hoeveel je uitlegt over de activiteit is afhankelijk van Jan. Sommige cliënten willen alles weten voordat ze gaan beginnen. Anderen worden alleen maar onzeker als je te veel uitlegt.
Je kunt iemand op vier manieren instrueren. Zet de juiste manier naast de omschrijving.
Je kunt de activiteit in eerste instantie ook met elkaar doen. Soms heeft een cliënt het nodig dat iemand erbij blijft, meekijkt of meedenkt
Soms is het verstandig om een grote activiteit op te delen in deelactiviteiten. Elke deelactiviteit kan dan afzonderlijk worden uitgelegd, worden voorgedaan of samen worden gedaan.
Je vertelt of schrijft op wat er gaat gebeuren en wat precies de bedoeling is van de activiteit.
Je laat zien hoe de activiteit wordt uitgevoerd. Je kunt ook een filmpje laten zien.
Stap voor stap
Verbaal
Voordoen/demonstreren
Samen doen

Slide 25 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

H14

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is evalueren?

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem één van de 5 functies van evalueren

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Heeft de vraag betrekking op een procesevaluatie of op een productevaluatie?

Vraag:
Ben ik goed omgegaan met de onverwachte situatie rondom Anja?
A
Productevaluatie
B
Procesevaluatie

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Heeft de vraag betrekking op een procesevaluatie of op een productevaluatie?

Vraag:
Heeft Pim geleerd om samen te werken met zijn medebewoners?
A
Procesevaluatie
B
Productevaluatie

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions