Hobby's en vrije tijd

Unit 1: Hobby's en vrije tijd
Students understand how to communicate about hobbies using language tailored to resonate with audiences. 

The impact of word choice allows the student to convey their passions and interests effectively, exploring identities and relationships.
  
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Unit 1: Hobby's en vrije tijd
Students understand how to communicate about hobbies using language tailored to resonate with audiences. 

The impact of word choice allows the student to convey their passions and interests effectively, exploring identities and relationships.
  

Slide 1 - Diapositive

Wat is je hobby/
Wat zijn je hobby's?

Slide 2 - Carte mentale

Wat is dit?
A
Basketballen
B
Dansen
C
Voetballen
D
Tennissen

Slide 3 - Quiz

Wat is dit?
A
Zeilen
B
Dansen
C
Chatten
D
Muziek maken

Slide 4 - Quiz

Wat is dit?
A
Schaken
B
Dansen
C
Koken
D
Tekenen

Slide 5 - Quiz

Wat is dit?
A
Eten
B
Dansen
C
Koken
D
Gamen

Slide 6 - Quiz

Wat is boring in het Nederlands?
A
Saai
B
Leuk
C
Gek
D
Genieten

Slide 7 - Quiz

Wat is fun in het Nederlands?
A
Saai
B
Leuk
C
Streng
D
Spannend

Slide 8 - Quiz

Kijk naar de video's.
Kijk-vragen:
1. Wat voor hobby's hebben deze kinderen?
2. Wat vinden deze kinderen leuk?
3. Wat  hebben zij nodig voor hun hobby's?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Vidéo

A. Welke sport zie je op de foto? Schrijf de antwoorden op in je schrift. Werk in tweetallen: #1 en #2 samen en #3 en #4 samen.
timer
3:00

Slide 12 - Diapositive

Antwoorden

Slide 13 - Diapositive

Grammar

Slide 14 - Diapositive

Kijk naar de vervoeging van het werkwoord hieronder. Zo een werkwoord noemen we een categorie 1-werkwoord

Slide 15 - Diapositive

Generalisations/ Conclusions: Schrijf deze drie zinnen in je schrift en vul ze aan.
To find the ik-vorm of a Dutch verb from category 1, we …………………………………………………………………………………………
To find the jij/ u/ hij/ zij-vorm of a Dutch verb from category 1, we …………………………………………………………………………………………
To find the wij/ jullie/ zij-vorm of a Dutch verb from category one, we ……………………………………………………………………………

Slide 16 - Diapositive

Schrijf de antwoorden op in je schrift

Slide 17 - Diapositive

Antwoorden

Slide 18 - Diapositive


Opdracht 2: Lees de zin. Schrijf de goede vervoeging van het werkwoord.

Ik ________________ naar mooie muziek. (luisteren)
Hij _______________ thee met suiker. (drinken)
Het meisje ______________ met de hond. (wandelen)
De kinderen _____________ samen. (lachen)
De jongen ______________ met het springtouw. (springen)
Wij _____________ met de bal. (gooien)
Jullie ____________ naar de vogels (= birds). (kijken)
De vrouw _____________ een lied. (zingen)

Slide 19 - Diapositive

Antwoorden

Slide 20 - Diapositive

Lees dit interview

Slide 21 - Diapositive

Welke sport doet de sportvrouw?
A
hockeyen
B
schaatsen
C
tennissen
D
zeilen

Slide 22 - Quiz

B. Wat zie je op het plaatje? Schrijf het antwoord op in jouw schrift. 
Kies uit: de bal - dansen - tekenen - vertellen - de vrienden - weer - zwemmen. 
Je hebt één woord niet nodig!

Slide 23 - Diapositive

Antwoorden:
Kies uit: de bal - dansen - tekenen - vertellen - de vrienden - weer - zwemmen. 

de bal
de vrienden
dansen 
zwemmen
tekenen 
vertellen 

Slide 24 - Diapositive

C. Luisteropdracht: Criterion A
Schrijf de antwoorden op in je schrift. Werk in tweetallen: #1 en #2 samen en #3 en #4 samen.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Lien

Antwoorden Luisteropdracht: Criterion A
schaken
voetballen
tennissen en ballet
paardrijden
schilderen
fotograferen

Slide 27 - Diapositive

Welke zin betekent bijna hetzelfde?
"Voetballen is mijn hobby".
A
Ik voetbal nooit.
B
Ik voetbal niet graag.
C
Ik voetbal graag.
D
Voetballen is mijn werk.

Slide 28 - Quiz

F. Vul de juiste prepositie in. 
Kies uit: aan - naar - op - aan - bij - naar
Schrijf de antwoorden op in je schrift.
Werk in tweetallen: #1 en #2 samen en #3 en #4 samen.

Slide 29 - Diapositive

Antwoorden
op
naar
bij
aan
naar
aan

Slide 30 - Diapositive

Waar denk je aan, als je "vrije tijd" hoort?
Waar denk je aan,
bij "vrije tijd"?

Slide 31 - Carte mentale

Vrije tijd

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo

I. Wat doe jij het liefst in jouw vrije tijd? Vertaal de woorden voor jezelf en maak een lijstje in je schrift van dingen die jij in je vrije tijd doet. Voeg dingen toe die je niet in het lijstje ziet staan.

In mijn vrije tijd doe ik het liefst: ............................
.................................................
.................................................

Slide 34 - Diapositive

G. Vul de ontbrekende woorden op de juiste plaats in. Kies uit: 
  • reizen
  • muziek
  • theater
  • koffie
  • koken
  • chatten
  • café
  • bioscoop
  • fotograferen
  • lezen
Schrijf de antwoorden op in je schrift.
Werk in tweetallen: #1 en #2 samen en #3 en #4 samen.

Slide 35 - Diapositive

Antwoorden
  • reizen
  • muziek
  • theater
  • koffie
  • koken
  • chatten
  • café
  • bioscoop
  • fotograferen
  • lezen
theater
chatten
muziek
lezen
bioscoop
reizen
koffie
fotograferen
café
koken

Slide 36 - Diapositive

H. Wat doen Nederlanders in hun vrije tijd?
Schrijf de antwoorden op in je schrift.
Werk in tweetallen: #1 en #2 samen en #3 en #4 samen.

Slide 37 - Diapositive

Je gaat in groepjes werken.
1. Lees de tekst in groepjes: #1 en #2 samen en #3 en #4 samen.
2. Zie je moeilijke woorden?
3. Help elkaar met de vertaling van deze woorden.
4. Maak de opdrachten. 

Slide 38 - Diapositive

J. Lees deze tekst in groepjes:#1 en#2 samen en#3 en #4 samen.

Schrijf de antwoorden in jouw schrift op.
 Leesvragen: 
1. Welke hobby heeft Tim?
2. Hoe vaak sport hij per week?
3. Wat heeft Tim nodig om te kunnen voetballen?
4. Wat kost het sportabonnement van Tim per maand?
5. Vind jij zijn sportabonnement duur of goedkoop en waarom?


Slide 39 - Diapositive

 K.  Lees deze tekst in groepjes:#1 en #2 samen en #3 en #4 samen. Schrijf de antwoorden in jouw schrift op.

Slide 40 - Diapositive

Wat kun je zeggen?

Slide 41 - Diapositive

Lees dit gesprek
Anna: "Hoi Mark! Wat doe jij graag in je vrije tijd?"
Mark: "Hoi Anna! Ik speel graag gitaar."
Anna: "Oh, leuk! Hoe vaak speel je gitaar?"
Mark: "Ik speel elke dag, meestal 's avonds."
Anna: "Wauw, dat is vaak! Speel je ook in een band?"
Mark: "Nee, ik speel alleen thuis. Wat is jouw hobby, Anna?"
Anna: "Ik hou van schilderen. Ik schilder elke zaterdag."
Mark: "Wat leuk! Schilder je mensen of natuur?"
Anna: "Ik schilder graag bloemen en bomen."

Slide 42 - Diapositive

Wat is de
hobby van Mark?
A
Schilderen
B
Gitaar spelen
C
Boeken lezen
D
Viool spelen

Slide 43 - Quiz

Hoe vaak
speelt Mark gitaar?
A
Elke dag
B
Eén keer per week
C
Twee keer per week
D
Drie keer per week

Slide 44 - Quiz

Wat is
de hobby van Anna?
A
Dansen
B
Schilderen
C
Gitaar spelen
D
Viool spelen

Slide 45 - Quiz

Wat schildert
Anna het liefst?
A
Mensen
B
Dieren
C
Bloemen
D
Bomen

Slide 46 - Quiz

Slide 47 - Lien

Slide 48 - Lien

Slide 49 - Lien

Slide 50 - Lien

Dit is een voorbeeld van een interview over hobby's en vrije tijd. Lees dit interview en maak samen met je klasgenoot een interview over jullie hobby's en vrije tijd. De ene keer ben jij de interviewer en de andere keer ben jij de geïnterviewde. Schrijf eerst het transcript op. Oefen daarna het interview met elkaar.
Interviewer: Hallo! Wat is jouw favoriete hobby?
Persoon: Hoi! Mijn favoriete hobby is voetballen.
Interviewer: Leuk! Hoe vaak voetbal je?
Persoon: Ik voetbal drie keer per week.
Interviewer: Speel je in een team?
Persoon: Ja, ik speel in een team met mijn vrienden.
Interviewer: Gezellig! Wat doe je graag in je vrije tijd?
Persoon: In mijn vrije tijd kijk ik graag naar films en lees ik boeken.
Interviewer: Naar wat voor soort films kijk je graag?
Persoon: Ik kijk graag naar actie- en komediefilms.
Interviewer: En wat voor boeken lees je?
Persoon: Ik lees vaak avonturenboeken.
Interviewer: Dat klinkt leuk! Bedankt voor het gesprek.
Persoon: Graag gedaan!

Slide 51 - Diapositive

Het

Slide 52 - Diapositive