Grammatica woordsoorten persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Grammatica woordsoorten
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Grammatica woordsoorten
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Benoem de woordsoorten
1. Ze realiseerde zich dat het een  cruciale vraag van hem was.
2. Je mag drie keer raden naar haar antwoord.
3. Een aandoenlijk stelletje is hand in hand naar de zee gewandeld.


Welkom terug!

Slide 2 - Diapositive

 en bezittelijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord 
Als je twijfelt of iets een Persoonlijk voornaamwoord is, dan kun je het woordje waarover je twijfelt vervangen door een naam. Lukt dit? Dan is het een Pers. vnw.

Hij heeft heel goed zijn best gedaan vandaag. 
(Mauro) heeft heel goed zijn best gedaan vandaag. 

Slide 5 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord 
Geeft een bezit aan, dus van wie iets is. 
Staat altijd vóór 
het woord waar het
bij hoort.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

LET OP!
Let op het verschil in de volgende zinnen!

Dat is mijn telefoon.

Is die telefoon van mij
Bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord

Slide 9 - Diapositive

LET OP!
1. Heb je me nieuwe fiets al gezien?

2. Ik mag best een keer te laat komen, want hun zijn ook nooit op tijd.


Het woordje me moet mijn of m’n zijn.
Het woordje hun moet zij zijn.

Slide 10 - Diapositive

Wat is het persoonlijk vnw?
Jullie bootje botste net tegen dat van mij.
A
jullie
B
tegen
C
van
D
mij

Slide 11 - Quiz

Wat is/ zijn de persoonlijke voornaamwoorden?

Op de fruitschaal ligt het appeltje dat je wilde meenemen.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het bezittelijk vnw:
Hij heeft zijn telefoon aan mij gegeven.
A
Hij
B
Zijn
C
Mij
D
Aan

Slide 13 - Quiz

Noteer de bezittelijke voornaamwoorden:

Ons huis is vorige week eindelijk verkocht aan mijn beste vriend.

Slide 14 - Question ouverte

0

Slide 15 - Vidéo

Huiswerk: bekijk de video

Slide 17 - Diapositive