V5 herhaling 16e tot 19e eeuw

16e tot 19e eeuw
herhaling
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

16e tot 19e eeuw
herhaling

Slide 1 - Diapositive

Welk kenmerk hoort niet bij een tragedie?
A
hooggeplaatste personages
B
5 bedrijven 4 reien
C
dagelijks taalgebruik
D
(meestal) 3 eenheden

Slide 2 - Quiz

Welk kenmerk hoort niet bij een komedie?
A
humor
B
primaire driften
C
personages burgerij
D
spotten met burgerlijke moraal

Slide 3 - Quiz

Welk kenmerk hoort niet bij een klucht?
A
primaire driften
B
verheven taalgebruik
C
laaggeplaatste personages
D
korter dan komedie

Slide 4 - Quiz

Welk kenmerk hoort niet bij een sonnet?
A
wending
B
abba in oktaaf
C
cde in sextet
D
aemulatio

Slide 5 - Quiz

Een wending in een sonnet zit altijd tussen het octaaf en het sextet.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Welk kenmerk hoort niet bij het petrarkisme?
A
hemellichamen als beeldspraak
B
onbereikbare geliefde
C
sprookjesachtig
D
rode lippen, blanke huid

Slide 7 - Quiz

Welk kenmerk hoort niet bij een emblema?
A
imitatio
B
pictura
C
utile dulci
D
motto

Slide 8 - Quiz

De roman werd gewaardeerd in de 17e eeuw.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Het Wilhelmus is in 1570 geschreven als het Nederlandse volkslied.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Bij een acrostichon vormen de eerste letters van elke regel of strofe een woord.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

In de renaissancekunst waren translatio, imitatio en aemulatio belangrijk in
A
de beeldende kunst
B
de literatuur
C
alle renaissancekunst
D
geen enkele kunstuiting

Slide 12 - Quiz

Rederijkers besteedden veel aandacht aan de vormgeving van hun teksten.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Landjuwelen waren
A
kermissen
B
sieraden van boerinnen
C
literaire wedstrijden
D
sportwedstrijden

Slide 14 - Quiz

Het epos was voor 1700 een veel gebruikt genre.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Onder renaissancelyriek verstaan we alleen gezongen poëzie uit die tijd.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

In het reisverhaal van Bontekoe is de bescherming van God belangrijk.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Aan wie vraagt Gozewijn in de Gijsbrecht om te vluchten?
A
Badeloch
B
Clarisse
C
Gijsbrecht
D
Arend

Slide 18 - Quiz

Het Wilhelmus is een
A
aemulatio
B
sonnet
C
acrostichon
D
onomatopee

Slide 19 - Quiz

Welke van deze factoren droeg niet bij aan de bloei in de Gouden Eeuw?
A
ligging aan waterroutes
B
goede scheepsbouw
C
komst van katholieke vluchtelingen
D
zwakte andere Europese staten

Slide 20 - Quiz

Wat is de taak van een auteur in de 16e en 17e eeuw?
A
leren en organiseren
B
aandacht trekken en vermaken
C
leren en vermaken
D
stichten en vermaken

Slide 21 - Quiz

De romantiek was een kunststroming
A
in vele Europese landen
B
in Italië en Nederland
C
in Duitsland en Nederland
D
in Duitsland, Frankrijk en Nederland

Slide 22 - Quiz

Mysterie hoort bij de romantiek.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Hendrik Tollens was een
A
dominee-dichter
B
genootschapsdichter
C
dichter van luimige poëzie
D
Weltschmerzdichter

Slide 24 - Quiz

Welk kenmerk hoort niet bij de poëzie van Piet Paaltjens?
A
absurde situatie
B
ironie
C
overdrijving
D
gezin

Slide 25 - Quiz

Tot welk genre behoort Max Havelaar?
A
genootschapsliteratuur
B
historische roman
C
engagement
D
realisme

Slide 26 - Quiz

Wie is geen verteller in Max Havelaar?
A
Droogstoppel
B
Multatuli
C
Sjaalman
D
Stern

Slide 27 - Quiz

De hoogste ambtenaar in het cultuurstelsel was
A
gouverneur-generaal
B
koning
C
regent
D
resident

Slide 28 - Quiz

Wat is een overeenkomst tussen renaissance en romantiek?
A
gebruik maken van verleden
B
originaliteit
C
literaire conventies
D
engagement

Slide 29 - Quiz

 Werk aan de oefenopdrachten (voorbeelden toetsvragen) op de elo.

Slide 30 - Diapositive