hoofdstuk 8 - par. 1. Wat is welvaart ?

Wat is welvaart ? 
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat is welvaart ? 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
  • Ik kan het verschil uitleggen tussen welvaart in ruime en enge zin
  • Ik kan uitleggen dat welvaart (in enge zin) gemeten wordt m.b.v.  bbp en dat verandering van bbp leidt tot economische groei of daling
  • ik kan aangeven hoe productiefactoren nodig zijn
  • ik kan de productie sectoren beschrijven

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma deze les

  • Uitleg
  • Vragen 
  • Huiswerk

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 4 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is welvaart?
De mate waarin behoeften met beschikbare, 
schaarse  middelen worden bevredigd.
Het draait om de keuzes die je maakt tussen geld en tijd.   


Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welvaart
  Er zijn twee betekenissen :

  • Welvaart in enge zin: welvaart in geld uitdrukken -> wat is je koopkracht.  
  • Welvaart in ruime zin: je koopkracht + behoefte die niet in geld uit te drukken zijn. 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welvaart in enge zin meten
met het bruto binnenlands product. ( BBP)

BBP is de som van totale productie van alle bedrijven en overheden. Ook  som van alle toegevoegde waarde

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Van zaadjes naar brood




Totale toegevoegde waarde: €500,-

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb je nodig voor productie?
  KANO 
  • Kapitaal --> Machines, gebouwen, gereedschappen 
  • Arbeid -->  Werknemers
  • Natuur --> Producten uit de natuur  maar ook zaken als  vestigingsplaats
  • Ondernemersschap -->  een ondernemer die kapitaal, arbeid en natuur combineert

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar wordt geproduceerd ?

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Toegevoegde waarde bedrijven  primaire , secundaire, tertiare sector
+    TW  overheid =  BBP
quartiaire sector

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welvaart in ruime  zin
Niet alleen geld telt mee.
Ook gezondheid, milieu, onderwijs, zorg. 

Het CBS heeft de Brede Welvaart Trends monitor daarvoor ontwikkelt.


Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

CBS: eerste monitor brede welvaart trends

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is welvaart in enge zin ?
A
hoeveel tijd je hebt
B
hoeveel bezittingen je hebt
C
je koopkracht
D
hoe gelukkig je bent

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom is welvaart in ruime zin niet meetbaar?
A
omdat alleen de welvaart in enge zin meetbaar is.
B
Dat is het wel. Nederland is een rijk land.
C
Dat is het wel, aan alles hangt een prijs
D
Omdat de behoefte aan tijd en geld per persoon verschillen

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe ziet de economie in Nederland eruit na corona ?
A
het bbp is gestegen omdat niemand veel geld uitgeeft, alleen aan boodschappen
B
het bbp is gedaald omdat veel bedrijven de productie gestaakt hebben
C
we zijn welvarender geworden omdat we veel vrije tijd hebben
D
we zijn minder welvarend geworden omdat het bbp gedaald is

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Index cijfers berekenen
  • Hoe pak je dat ook alweer aan ? 
  • met een formule
  • met een verhoudingstabel

Slide 17 - Diapositive

mbv whiteboard een voorbeeld uitwerken
Indexcijfer Formule
Indexcijfer = nieuw getal : getal basisjaar x 100

Voorbeeld:
Loon basisjaar: 2000 euro
Loon nieuwjaar: 2500 euro
Indexcijfer = 2500/2000 x 100 = 125

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Indexcijfer berekenen met een verhoudingtabel
1. Vermenigvuldig de getallen die kruislings tegenover elkaar staan: 100 x 2500 = 250.000

2. Deel de uitkomst door het resterende getal: 250.000 / 2000 = 125

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is het indexcijfer van 2013?
A
94
B
95
C
96
D
97

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is het indexcijfer van 2015?
A
90
B
91
C
92
D
93

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is het indexcijfer van 2016?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk
Doornemen 
   paragraaf 8.1
Maken 
  de opdracht in Google Classroom
Doen
  het antwoord uploaden in LessonUp  Huiswerk Havo 8.1 


Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions