Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.
Éléments de cette leçon
Welkom!
Ga op je plek zitten,
doe je telefoon weg,
en pak je ipad/boek alvast voor!
Log in op lessonup en volg de les.
timer
3:00
Slide 1 - Diapositive
Hoofdstuk 3:
Weer en klimaat
§3.15 Kenmerken van tropische stormen
Slide 2 - Diapositive
Lesplanning
Aanwezigheid-, boeken- en huiswerkcontrole
Mededelingen: 15 februari toets hoofdstuk 3
Uitleg: §3.15 Kenmerken van tropische stormen
Maak §3.15 Kenmerken van tropische stormen vraag 1 t/m 8
Lesdoelcheck
Vooruitblik op de volgende les
Slide 3 - Diapositive
Lesdoelen van deze les
Je kunt kenmerken van tropische stormen, orkanen en tornado’s benoemen.
Je kunt verklaren waarom er in het zuidoosten van de VS vaak tropische stormen en orkanen voorkomen
Slide 4 - Diapositive
Examenvraag
Bron 12
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Orkaan
Ontstaat altijd boven zee. Zeewater minstens 27 graden.
Snelheid hoger dan 118 km per uur.
Lage druk gebieden boven de Sahara. De passaatwind blaast deze naar de Atlantische oceaan.
Ontstaanswijze
Passaat
wind
Slide 8 - Diapositive
Orkaan
Doorsnede: 500 tot 1.500km
Oog: Windstil + 30 tot 50km
Windsnelheid tot 250km/u
Heftige storm in Nederland is max 100km/uur!
Slide 9 - Diapositive
Orkaan in Europa?
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Slide 12 - Diapositive
Welke gebieden lopen een risico
De gebieden aan het water.
En helemaal als het water een aangenamen temperatuur heeft gekregen. ( tenminste 27 graden)
Aan het einde van de zomer is het water in het zuiden van Amerika goed opgewarmd en kan de orkaan nog in sterkte toenemen.
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Als het zeewater warmer is dan 26 gr, verdampt het snel.
Er ontstaat een depressie in de tropische lagedrukgordel.
De warme lucht met waterdamp stijgt op. l
De passaatwinden bewegen de depressie richting de A. O en het C.G
De wolkenmassa draait rond het middelpunt en veroorzaakt een grote windsnelheid.
Slide 15 - Question de remorquage
Slide 16 - Vidéo
Tornado's
wervelwinden of twisters
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
Tornado's
Droge koude lucht botst op warme vochtige lucht.
Altijd boven land.
Snelheden tot 420 km per uur.
Slurf werkt als een soort stofzuiger, alles wordt opgepakt.
Vaak binnen een kwartier weer weg.
Centrale deel van de VS (Tornado Alley)
Lente en zomer
De schaal van Fujita
Ontstaanswijze
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Hoe ontstaat een tornado? Sleep de onderstaande
omschrijvingen in de juiste volgorde.
stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
stap 6
De warme lucht stijgt snel, draaiend omhoog
Er ontstaat een slurf
Droge, koude lucht botst tegen warme vochtige lucht.
De koude lucht draalt ook draaiend omlaag.
Er wordt lucht aangezogen.
De lucht gaat draaien.
Slide 21 - Question de remorquage
Verschillen orkaan en tornado
Orkaan
boven zee
doorsnede: 500-1500 km
duur: 5-10 dagen
oog: groot
zuidoosten VS
goed te voorspellen
Tornado
boven land
doorsnede max 1 km
duur: ong. 10 minuten
oog: klein
midden VS (= "Tornado Alley")
moeilijk te voorspellen
Slide 22 - Diapositive
Bij ....................... in de Amerikaanse staten Mississippi en Indiana kwamen vier mensen om het leven. Tientallen huizen werden verwoest en duizenden mensen zaten zonder stroom. Windsnelheden van meer dan 380 kilometer per uur kantelden vrachtwagens om en talloze bomen waaiden omver.
A
tornado's
B
orkanen
Slide 23 - Quiz
I Tornado’s komen vaker voor dan hurricanes in de VS. II Tornado’s komen wel voor in het gebied waar hurricanes voorkomen in de VS, maar hurricanes niet altijd in het gebied waar tornado’s voorkomen.
A
Beide uitspraken zijn juist
B
Beide uitspraken zijn onjuist
C
Alleen uitspraak 1 is juist
D
Alleen uitspraak 2 is juist.
Slide 24 - Quiz
Geef drie argumenten waarom het tornado's zijn.
Slide 25 - Question ouverte
Orkanen ontstaan altijd op:
A
Land
B
Zee
C
Kan allebei
D
In de lucht
Slide 26 - Quiz
Je hebt orkanen in verschillende sterktes. Hoeveel categorieën orkanen zijn er?
A
3
B
4
C
5
D
6
Slide 27 - Quiz
Hoe heet een orkaan op plek A?
A
tyfoon
B
hurricane
C
cycloon
Slide 28 - Quiz
Wat is het verschil tussen een orkaan en een tornado?
A
Is geen verschil, is hetzelfde
B
Orkanen ontstaan op land, tornado's op zee
C
Orkanen ontstaan op zee, tornado's op Land
D
Orkanen zijn veel kleiner dan tornado's
Slide 29 - Quiz
Er zijn steeds vaker orkanen doordat....
A
de zeespiegel stijgt
B
de temperatuur van het zeewater daalt.
C
de temperatuur van het zeewater stijgt.
D
de zeespiegel daalt.
Slide 30 - Quiz
Hoe warm moet het water zijn voor een orkaan?
A
21 graden
B
23 graden
C
26 graden
D
29 graden
Slide 31 - Quiz
Sleep het getal steeds naar juist als de stelling klopt en onjuist als de stelling niet klopt.
1. Een orkaan kan zorgen voor een stormvloed.
2. Een orkaan kan indirect zorgen voor aardverschuivingen.
3. Het woord orkaan wordt over de hele wereld gebruikt.
4. De windkracht van een orkaan neemt toe als deze boven land komt.
Beoordeel de stellingen.
Juist
Onjuist
Juist
Onjuist
Juist
Onjuist
Juist
Onjuist
1
2
3
4
Slide 32 - Question de remorquage
Zet de volgende zinnen in de goede volgorde.
1
2
3
4
Doordat de aarde draait, begint ook de vochtige lucht te draaien.
Orkanen ontstaan rond de evenaar. Het zeewater moet minstens 26°C zijn.
Water verdampt. De lucht is koud. Waterdamp condenseert, er ontstaan zware buien.
Zolang de orkaan boven zee is blijft deze groeien. Eenmaal aan land neemt de kracht af.
Slide 33 - Question de remorquage
Hoe ontstaat een tornado? Sleep de onderstaande omschrijvingen in de juiste volgorde.
stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
stap 6
Er zijn grote verschillen in temperatuur van de lucht.
De warme lucht stijgt heel snel op.
Droge, koude lucht botst tegen warme vochtige lucht.
Bovenin is het koud, onderin is het warm.
Er wordt lucht aangezogen.
De lucht gaat draaien.
Slide 34 - Question de remorquage
Aan het werk
Wat: Lees en maak §3.15 Kenmerken van tropische stormen vraag 1 t/m 8
Wanneer: deze les, en wanneer je het niet af krijgt, thuis afmaken!
Hulp: de theorie (Lees goed!)
buurman/buurvrouw naast je
de docent
Klaar: maak test jezelf of versterk jezelf of doe de flitskaarten
Tijd: timer
Klaar: laat controleren, kijk na en maak verdieping of herhaling