voorzetselvoorwerp

1 / 11
suivant
Slide 1: Vidéo
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Voorzetselvoorwerp
  • Een voorzetselvoorwerp begint met een voorzetsel;
  • Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden of bijvoeglijk naamwoorden met een vast voorzetsel (luisteren naar, rekenen op, geven om, dol zijn op); 
  • Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.
Voorbeelden
  • Ik ben niet tevreden met deze computer.  --> tevreden zijn met
  • Bianca houdt al meer dan tien jaar van Kevin. --> houden van

Slide 2 - Diapositive

VZV of BWB?
Als een zinsdeel begint met een voorzetsel en het heeft een figuurlijke betekenis, dan is het een voorzetselvoorwerp. Begint een zinsdeel met een voorzetsel en heeft het een letterlijke betekenis, dan is het een bijwoordelijke bepaling .

1. Ik / reken / op lekker weer.
2. Ik / reken / die som / uit / op mijn rekenmachine.
3. Ik / wacht / op de trein.
4. Ik / wacht / op het perron.
  

Slide 3 - Diapositive

Wat is het voorzetselvoorwerp in de volgende zin?

Ik waarschuwde haar voor de gevolgen.
A
haar
B
voor
C
voor de gevolgen
D
er zit geen voorzetselvoorwerp in.

Slide 4 - Quiz

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?

Wij vertrouwen op uw medewerking.
A
Op uw medewerking = vzv
B
Op uw medewerking = bwb

Slide 5 - Quiz

Wij voetbalden vroeger altijd op straat.
A
op straat= vzv
B
op straat = bwb

Slide 6 - Quiz

Welk antwoord is juist?
Straks trakteert mijn lieve moeder op een waterijsje.
A
trakteert= hulpwerkwoord
B
straks= bwb
C
Mijn lieve moeder= mv
D
op een waterijsje= bwb

Slide 7 - Quiz

Mijn ouders zijn erg trots op het mooie schilderij. Het hangt al jaren aan de muur.
A
op het mooie schilderij=vzv aan de muur= vzv
B
op het mooie schilderij=bwb aan de muur= bwb
C
op het mooie schilderij= vzv aan de muur= bwb
D
op het mooie schilderij= bwb aan de muur= vzv

Slide 8 - Quiz

Wat is de bijzin?:
Als it's learning morgen nog steeds niet goed werkt, moet je naar je mentor gaan.
A
Als It's Learning morgen nog steeds niet goed werkt
B
moet je naar je mentor gaan

Slide 9 - Quiz

Benoem de bijzin:
Als it's learning morgen nog steeds niet goed werkt, moet je naar je mentor gaan.
A
lijdendvoorwerpzin
B
bijwoordelijke bijzin

Slide 10 - Quiz

Lijdende of bedrijvende vorm?
Deze grap werd me gisteren ook al geappt!
A
lijdende vorm
B
bedrijvende vorm

Slide 11 - Quiz