les 5 tm 1.4 HERHALING vraag en aanbod + marktvormen
Bij welke prijs en hoeveelheid ontmoeten vraag en aanbod elkaar?
A
€600 en 300 stuks
B
€400 en 600 stuks
C
€600 en 400 stuks
D
€500 en 300 stuks
1 / 26
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Bij welke prijs en hoeveelheid ontmoeten vraag en aanbod elkaar?
A
€600 en 300 stuks
B
€400 en 600 stuks
C
€600 en 400 stuks
D
€500 en 300 stuks
Slide 1 - Quiz
Monopolie
Oligopolie
Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie
Slide 2 - Question de remorquage
Wat is het consumentensurplus bij p = € 0,30?
A
2
B
4
C
20
D
40
Slide 3 - Quiz
Marktvormen
aantal aanbieders
Veel
Weinig
Eén
homogene goederen
heterogene goederen
Sleep het juiste antwoord op de juiste plek in de tabel
Monopolie
Monopolistische concurrentie
Volkomen concurrentie
Oligopolie
Slide 4 - Question de remorquage
Je kunt ...(1)... voor een paar sportschoenen bepalen
door ...(2)... te verminderen met
...(3)...
de marktprijs
de betalingsbereidheid
het consumentensurplus
Slide 5 - Question de remorquage
Verschuiving op de aanbodlijn
Verschuiving van de aanbodlijn
Verschuiving op de vraaglijn
Verschuiving van de vraaglijn
Slide 6 - Question de remorquage
Monopolistische concurrentie
Monopolie
Oligopolie
Slide 7 - Question de remorquage
Plaats de vier marktvormen in volgorde van veel concurrentie op de markt tot weinig tot geen concurrentie op de markt.
Oligopolie
Monopolie
Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie
Slide 8 - Question de remorquage
De blauwe lijn is de ..(1)..-lijn omdat er een ..(2).. verband is tussen prijs en hoeveelheid
A
1) aanbod
2) positief
B
1) aanbod
2) negatief
C
1) vraag
2) positief
D
1) vraag
2) negatief
Slide 9 - Quiz
Verschuiving OP de vraaglijn
Verschuiving VAN de vraaglijn
Prijs van tomaten stijgt
Prijs van bananen daalt
Inkomen van de consument stijgt
Bananen raken helemaal in de mode
Slide 10 - Question de remorquage
Welke kleur heeft het consumentensurplus?
A
Groen
B
Blauw
C
Rood
D
Geel
Slide 11 - Quiz
Hieronder staan vijf marktvormen. Geef van elke martkvorm aan of het gaat om een monopolie of een oligopolie. Sleep de zinnen naar de juiste plek.
Monopolie
Oligopolie
Uitgifte van rijbewijzen
Internet
Microsoft
Onderwijs
Slide 12 - Question de remorquage
Er is een slechte aardappeloogst. Wat is een logisch gevolg?
A
De vraag neemt toe
B
De vraag neemt af
C
De aanbodprijs neemt toe
D
We gaan meer ijsjes eten
Slide 13 - Quiz
De vraaglijn verschuift naar links, dit kan het gevolg zijn van:
A
een hogere koopkracht
B
een prijsstijging
C
een daling van het aantal inwoners
D
het verdwijnen van concurrenten
Slide 14 - Quiz
Stel de functie van de vraaglijn naar cola is: Qv = –15p + 45. Gegeven prijs is € 2,50. Hoeveel blikjes cola worden er verkocht?
A
82.5
B
8
C
9,375
D
7,5
Slide 15 - Quiz
De vraaglijn van een product verschuift niet als....
A
het aantal consumenten stijgt
B
het inkomen daalt
C
de prijs van het product stijgt
D
de behoefte van de consument verandert
Slide 16 - Quiz
Hieronder staan vijf marktvormen. Geef van elke martkvorm aan of het gaat om een monopolie of een oligopolie. Sleep de zinnen naar de juiste plek.
Monopolie
Oligopolie
Uitgifte van rijbewijzen
Internet
NS
Microsoft
Onderwijs
Slide 17 - Question de remorquage
Welk van de onderstaande veranderingen heeft geen verschuiving van de aanbodlijn tot gevolg?
A
een stijging van de inkomens van klanten
B
een verlaging van de prijzen van de grondstoffen
C
een verbetering van de productietechniek
D
een daling van het aantal aanbieders
Slide 18 - Quiz
Als de aanbodlijn evenwijdig verschuift naar links, terwijl de vraaglijn evenwijdig verschuift naar rechts, zal zeker .....
A
de evenwichtsprijs stijgen
B
de evenwichtsprijs dalen
C
de verkochte hoeveelheid stijgen
D
de verkochte hoeveelheid dalen
Slide 19 - Quiz
Gegeven de volgende vraag- en aanbodfuncties: Qv = -1,5P + 200 Qa = P - 50 Qa= de aangeboden hoeveelheid in duizenden stuks. Qv= de gevraagde hoeveelheid in duizenden stuks. P = de prijs in euro's per stuk. Bereken de evenwichtsprijs in euro's.
A
P = 60
B
P = 75
C
P = 100
D
P = 125
Slide 20 - Quiz
Wat is de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid?
A
€5 en 800 producten
B
€5 en 400 producten
C
€6 en 600 producten
D
€6 en 800 producten
Slide 21 - Quiz
Gegeven de volgende vraag- en aanbodfuncties in jaar 1: Qv = -1,5P + 200 Qa = P - 50 Qa= de aangeboden hoeveelheid in duizenden stuks. Qv = de gevraagde hoeveelheid in duizenden stuks. P = de prijs in euro's per stuk. In jaar 2 verandert de aanbodfunctie. Deze wordt nu Qa = P - 25. Wat gebeurt er met de evenwichtsprijs?
A
De evenwichtsprijs blijft gelijk
B
De evenwichtsprijs stijgt
C
De evenwichtsprijs daalt
Slide 22 - Quiz
Het consumentensurplus van deze consument bij een verkoopprijs van € 2 is
A
4
B
o
C
3
D
2
Slide 23 - Quiz
Wanneer ontstaat de evenwichtsprijs?
A
Als het hele aanbod verkocht kan worden
B
Als aan alle vraag voldaan wordt
C
Als er meer vraag is dan dat er aanbod is
D
Als vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn
Slide 24 - Quiz
Een evenwijdige verschuiving van de aanbodlijn naar rechts kan zijn veroorzaakt door...
A
het faillissement van enkele aanbieders
B
de toename van de productiekosten
C
een toename van het aantal aanbieders
D
een toename van het aantal vragers
Slide 25 - Quiz
Twee beweringen over de aanbodlijn. I. De aanbodlijn verschuift naar rechts als de prijs stijgt. II. De aanbodlijn verschuift naar links als de overheid heffingen oplegt. Welke bewering(en) is/zijn goed?