2AH - 19/9 - le passé composé - c.1

Bienvenue
Assieds-toi
(ga zitten)

Prends tes affaires
(pak je spullen)

Ton iPad est éteint
(je iPad is uit)


1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bienvenue
Assieds-toi
(ga zitten)

Prends tes affaires
(pak je spullen)

Ton iPad est éteint
(je iPad is uit)


Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui
  • Huiswerk nakijken
  • Grammaire                       - uitleg over het       werkwoord 'avoir'             -uitleg over de passé composé
  • Oefenen met gramm.
vendredi le 22 septembre
Leerdoel: je leert de voltooide tijd in het Frans

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk nakijken
BLZ 26 t/m 29
opdracht 9, 10a, 11, 12abcd,

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Diapositive

J'ai
tu as
il a
elle a
on a
nous avons
vous avez
ils ont
elles ont
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft/we hebben
wij hebben
jullie hebben/ u heeft
zij hebben
zij hebben

Slide 7 - Diapositive

Er komen 2 sleepvragen

Slide 8 - Diapositive

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. a
B. ont
C.  a
D.  avez
E. as
F. avons
1.  nous  
2.  tu 
3.  ils  
4.  on  
5.  vous 
6.  elle  

Slide 9 - Question de remorquage

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 10 - Question de remorquage

Oefenen met Verbuga
Ga naar:
www.verbuga.eu

werkwoord: avoir
tijd: present

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Voltooide tijd =

Passé Composé




Ik heb gedanst = J'ai dansé

Kijk mee onderaan blz. 32

Slide 13 - Diapositive

Passé composé bestaat uit:

1. een vorm van AVOIR (hebben)
   2. een voltooid deelwoord

Slide 14 - Diapositive

2. Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op -ER, eindigt altijd op " É "

 J'ai parlé (parler = praten)          = Ik heb gepraat 
 Il a chanté (chanter = zingen)    = Hij heeft gezongen                                 

Slide 15 - Diapositive

Zet in de passé composé
ils (regarder)
A
a regardé
B
ont regardé
C
avons regardé
D
sont regardé

Slide 16 - Quiz

Zet de zin in de passé composé
Kim et Sophie (aller) au supermarché
A
ont allé
B
ont allés
C
sont allés
D
sont allées

Slide 17 - Quiz

Zet in de passé composé
ils (commencer)
A
ils ont commencé
B
ils sont commencé

Slide 18 - Quiz

Zet de zin in de passé composé
Nous (jouer)... au foot

A
Nous avons joue au foot.
B
Nous a joué au foot.
C
Nous avez joué au foot.
D
Nous avons joué au foot.

Slide 19 - Quiz

En 2010, elle (habiter) __________ en France.

Slide 20 - Question ouverte

Jules (trouver) ________ ses jeans

Slide 21 - Question ouverte

Tu (passer) ___________ de bonnes vacances?

Slide 22 - Question ouverte

Oefenen in het boek
Maak nu:
opdracht 16a, d + e
opdracht 17
blz. 32, 33 + 34
(steropdracht = vwo)

Slide 23 - Diapositive

Oefenen met Verbuga
Ga naar:
www.verbuga.eu

werkwoorden: (zie hiernaast)
tijd: passé composé
avoir
être
faire
aimer
chercher
donner
essayer
parler
regarder

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive