Taaldorp: au magasin

Aller aux magasins 
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Aller aux magasins 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Jean Paul Gaultier
Le coq sportif 
Cartier
Dior
Chanel
Lancôme
Yves Saint Laurent
Louis Vuitton

Slide 3 - Question de remorquage

Doelen:
   -  ik kan mensen aanspreken, bedanken en afscheid nemen
   - ik kan beleefd vragen om iets
   - ik kan getallen (t/m 100) begrijpen
- ik kan kleuren benoemen en begrijpen
- ik ken minimaal 5 kledingstukken
- ik kan aangeven dat ik iets leuk of niet leuk vind

Slide 4 - Diapositive

rouge
vert
bleu
jaune
geel
blauw
groen
rood

Slide 5 - Question de remorquage

Parler
Wijs nu 10 dingen aan in het lokaal en zeg in het Frans welke kleur zij hebben. Noem om de beurt een ding.
timer
1:00

Slide 6 - Diapositive

Un kiwi est :
A
rouge
B
vert
C
violet
D
orange

Slide 7 - Quiz

Une tomate est :
A
bleue
B
rouge
C
marron
D
rose

Slide 8 - Quiz

Voilà Pierre
Il a un pull rouge, un tee-shirt blanc et un pantalon bleu.

Slide 9 - Diapositive

Voilà une grand-mère
Elle a une jupe bleue, un manteau bleu, un chapeau bleu et rouge, un sac blanc et des chaussures noires.

Slide 10 - Diapositive

Elle porte :
A
un tee-shirt violet et un pantalon marron
B
un tee-shirt rose et une jupe violette
C
un tee-shirt rose et blanc et un pantalon jaune
D
un tee-shirt rose et blanc et un pantalon violet

Slide 11 - Quiz

Beschrijf wat je aanhebt
aan je buur. Vb:
J'ai un jean bleu
Je porte une jupe verte

chaussures = schoenen
pull = trui
timer
1:00

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Combinez les chiffres
timer
2:00
dix-sept
vingt
quatorze
seize
onze
dix-neuf
quinze
dix-huit
douze
treize
11
12
13
15
14
16
17
18
19
20

Slide 14 - Question de remorquage

Wat betekent:
seize
A
6
B
16
C
60
D
66

Slide 15 - Quiz

Wat betekent:
quatorze
A
40
B
4
C
14
D
44

Slide 16 - Quiz

Welke drie cijfers zijn correct:
cinquante / quatorze / treize
A
50 / 14 / 13
B
15 / 40 / 30
C
50 / 40 / 13
D
15 / 14 / 3

Slide 17 - Quiz

13 / 30 / 14
50 / 60 / 19
vingt-quatre / dix-sept / trois
soixante-dix / sept / dix-huit
seize / six / vingt
cinquante / soixante / dix-neuf
treize / trente / quatorze
24 / 17 / 3
70 / 7 / 18
16 / 6 / 20

Slide 18 - Question de remorquage

Wat betekent:
soixante-quatorze

A
64
B
74
C
14
D
60

Slide 19 - Quiz

Wat betekent:
vingt-quatre
A
14
B
40
C
24
D
20

Slide 20 - Quiz

Wat betekent:
quatre-vingts

A
14
B
40
C
24
D
80

Slide 21 - Quiz

Wat betekent:
quatre-vingt-douze
A
24
B
92
C
12
D
20

Slide 22 - Quiz

Wat betekent:
cent
A
20
B
90
C
100
D
11

Slide 23 - Quiz

Vertel je telefoonnummer
aan je buur
Vb:
Mon numéro est ...


timer
1:00

Slide 24 - Diapositive

9

Slide 25 - Vidéo

Welke zin hoort bij wie?
Client
Vendeur
Bonjour, je peux vous aider?
Vous faites quelle taille?
Quelle couleur voulez vous?
Je fais du 38.
Je cherche une robe pour une fête.
Ça fait combien?
Ça fait 100 euros. 
J'aime le vert.

Slide 26 - Question de remorquage

Zet in de goede volgorde...
Phrase 1
Phrase 2
Phrase 4
Phrase 6
Phrase 5
Phrase 7
Phrase 3
Phrase 8
Bonjour, je peux vous aider?
Vous faites quelle taille?
Quelle couleur voulez vous?
Je fais du 38.
Je cherche une robe pour une fête.
Ça fait combien?
Ça fait 100 euros. 
J'aime le vert.

Slide 27 - Question de remorquage

Gesprek in de winkel
Bereid nu samen dit gesprek voor in een kledingwinkel: 1 persoon is de verkoper, 1 is de klant. Leer de zinnen uit je hoofd.
timer
10:00

Slide 28 - Diapositive

Doelen:
   -  ik kan mensen aanspreken, bedanken en afscheid nemen
   - ik kan beleefd vragen om iets
   - ik kan getallen (t/m 100) begrijpen
- ik kan kleuren benoemen en begrijpen
- ik ken minimaal 5 kledingstukken
- ik kan aangeven dat ik iets leuk of niet leuk vind

Slide 29 - Diapositive

00:45
Wat gaat het meisje (rechts) dragen op het feestje van Sophie?
A
Een jurk
B
Een spijkerbroek en een t-shirt
C
Een rokje met een bloes
D
Weet ze nog niet

Slide 30 - Quiz

01:30
Wat zoekt het meisje voor jurk?
Ze zegt twee dingen:

Slide 31 - Question ouverte

02:07
Waarom koopt ze het rode jurkje niet?

Slide 32 - Question ouverte

02:24
Waar houdt het meisje van?
A
Lange rokjes
B
Korte jurkjes
C
Lange jurkjes
D
Korte rokjes

Slide 33 - Quiz

03:05
Welke kleuren heeft de verkoopster?
(Vul in het NL in, met komma)

Slide 34 - Question ouverte

03:24
Wat vraagt het meisje aan de verkoopster?

Slide 35 - Question ouverte

03:53
Wat is er mis met het rokje?

Slide 36 - Question ouverte

04:31
"Ça fait combien, ensemble?" Betekent...
A
Wat staat er mooi bij?
B
Hoe duur is dit samen?
C
Heeft u een andere maat?
D
Mag ik betalen?

Slide 37 - Quiz

05:11
Wat vindt het meisje van de prijs?

Slide 38 - Question ouverte