Taaldorp: Les soldes/ Aller aux magasins

Taaldorp 3: Les soldes
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Taaldorp 3: Les soldes

Slide 1 - Diapositive

Doelen:
   -  ik kan mensen aanspreken, bedanken en afscheid nemen
   - ik kan beleefd vragen om iets
- ik kan kleuren benoemen en begrijpen
- ik ken minimaal 5 kledingstukken
- ik kan aangeven dat ik iets leuk of niet leuk vind

Slide 2 - Diapositive

rouge
vert
bleu
jaune
geel
blauw
groen
rood

Slide 3 - Question de remorquage

Parler
Wijs nu 10 dingen aan in het lokaal en zeg in het Frans welke kleur zij hebben. Noem om de beurt een ding.
timer
1:00

Slide 4 - Diapositive

Un kiwi est :
A
rouge
B
vert
C
violet
D
orange

Slide 5 - Quiz

Une tomate est :
A
bleue
B
rouge
C
marron
D
rose

Slide 6 - Quiz

Voilà Pierre
Il a un pull rouge, un tee-shirt blanc et un pantalon bleu.

Slide 7 - Diapositive

Voilà une grand-mère
Elle porte une jupe bleue, un manteau bleu, un chapeau bleu et rouge, un sac blanc et des chaussures noires.

Slide 8 - Diapositive

Elle porte :
A
un tee-shirt violet et un pantalon marron
B
un tee-shirt rose et une jupe violette
C
un tee-shirt rose et blanc et un pantalon jaune
D
un tee-shirt rose et blanc et un pantalon violet

Slide 9 - Quiz

À toi!
Beschrijf wat je aanhebt
aan je buur. Vb:
J'ai un jean bleu
Je porte une jupe verte

chaussures = schoenen
pull = trui
timer
1:00

Slide 10 - Diapositive

9

Slide 11 - Vidéo

Welke zin hoort bij wie?
Client
Vendeur
Bonjour, je peux vous aider?
Vous faites quelle taille?
Quelle couleur voulez vous?
Je fais du 38.
Je cherche une robe pour une fête.
Ça fait combien?
Ça fait 100 euros. 
J'aime le vert.

Slide 12 - Question de remorquage

Zet in de goede volgorde...
Phrase 1
Phrase 2
Phrase 4
Phrase 6
Phrase 5
Phrase 7
Phrase 3
Phrase 8
Bonjour, je peux vous aider?
Vous faites quelle taille?
Quelle couleur voulez vous?
Je fais du 38.
Je cherche une robe pour une fête.
Ça fait combien?
Ça fait 100 euros. 
J'aime le vert.

Slide 13 - Question de remorquage

Gesprek in de winkel: Dialogue 3A
Bereid nu samen dit gesprek voor in een kledingwinkel: 1 persoon is de verkoper, 1 is de klant. Zeg de zinnen uit je hoofd.

Slide 14 - Diapositive

Doelen:
   -  ik kan mensen aanspreken, bedanken en afscheid nemen
   - ik kan beleefd vragen om iets
- ik kan kleuren benoemen en begrijpen
- ik ken minimaal 5 kledingstukken
- ik kan aangeven dat ik iets leuk of niet leuk vind

Slide 15 - Diapositive

00:45
Wat gaat het meisje (rechts) dragen op het feestje van Sophie?
A
Een jurk
B
Een spijkerbroek en een t-shirt
C
Een rokje met een bloes
D
Weet ze nog niet

Slide 16 - Quiz

01:30
Wat zoekt het meisje voor jurk?
Ze zegt twee dingen:

Slide 17 - Question ouverte

02:07
Waarom koopt ze het rode jurkje niet?

Slide 18 - Question ouverte

02:24
Waar houdt het meisje van?
A
Lange rokjes
B
Korte jurkjes
C
Lange jurkjes
D
Korte rokjes

Slide 19 - Quiz

03:05
Welke kleuren heeft de verkoopster?
(Vul in het NL in, met komma)

Slide 20 - Question ouverte

03:24
Wat vraagt het meisje aan de verkoopster?

Slide 21 - Question ouverte

03:53
Wat is er mis met het rokje?

Slide 22 - Question ouverte

04:31
"Ça fait combien, ensemble?" Betekent...
A
Wat staat er mooi bij?
B
Hoe duur is dit samen?
C
Heeft u een andere maat?
D
Mag ik betalen?

Slide 23 - Quiz

05:11
Wat vindt het meisje van de prijs?

Slide 24 - Question ouverte