Hoofdstuk 2 paragraaf 1

H2 §1
Inkomsten uit arbeid
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H2 §1
Inkomsten uit arbeid

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:
Lesdoel
Uitleg 
Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie vertellen:
-welke inkomsten bij arbeid horen.
-welke verschillen tussen de lonen ontstaan

Slide 3 - Diapositive

Wie heeft er een bijbaan en zo ja, wat doe je?

Slide 4 - Question ouverte

Functies
Functie: de werkzaamheden die bij een baan horen.

 

Verschillen in lonen ontstaan door de verschillende functies in een bedrijf.

Slide 5 - Diapositive

Loonverschil
Verschillen tussen de lonen ontstaan door:
  • De functie in het bedrijf.
  • Het aantal jaren werkervaring.
  • Het aantal werkuren per week.

Slide 6 - Diapositive

Minimumloon
Minimumloon: het loon dat een werkgever minimaal moet betalen aan werknemers vanaf 21 jaar.
Minimumjeugdloon: tussen de 15 en 21 jaar geldt het minimumjeugdloon.
Geregeld in de Wet minimumloon.






Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld loontabel horeca 
Geldt bij een gemiddeld 38-urige werkweek.

Slide 8 - Diapositive

Andere inkomsten uit arbeid
  • Loon of salaris.
  • Extra beloningen, bijvoorbeeld: vakantiegeld
  • Toeslagen voor onregelmatige diensten en bijzondere presentaties.
  • Loon in natura.
  • Winst uit arbeid.






Slide 9 - Diapositive

Mevrouw Drijfweg heeft straks 1 week herfstvakantie.
Haar vakantiegeld is 8% van het jaarloon.
Het jaarloon van Mevrouw Drijfweg is €32.675,-

Hoeveel vakantiegeld krijgt Mevrouw Drijfweg?

Slide 10 - Question ouverte

Loon in natura
  • Er is sprake van loon in natura als je met je werk iets anders verdient dan geld.
  • Voorbeelden: Een telefoon of een auto van de zaak.








Slide 11 - Diapositive

Een eigen bedrijf
  • LET OP: Als ondernemer verdien je geen loon!
  • Het inkomen van een ondernemer bestaat namelijk uit winst.
  • De winst kan meevallen of tegenvallen.











Slide 12 - Diapositive

Aan de slag!
  • Ga aan de slag met H2 §1
  • Zorg dat je ook de rekentrainer maakt. 
  • Klaar? Maak versterk jezelf. 
  • Je werkt voor jezelf. 
  • Je mag een rekenmachine gebruiken (geen telefoon).
  • Je werkt in stilte.










Slide 13 - Diapositive