les 1 Duits 3TL

Willkommen les 1 Duits 3TL
Vorstellen / Namen 
wichtig (belangrijk)
jahr 3 
Quizz : Was weißt du noch? 
online aktivieren 
 
Laptop mag dicht blijven op je bureau.
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Willkommen les 1 Duits 3TL
Vorstellen / Namen 
wichtig (belangrijk)
jahr 3 
Quizz : Was weißt du noch? 
online aktivieren 
 
Laptop mag dicht blijven op je bureau.

Slide 1 - Diapositive

Ich bin 
Mevrouw Adema
aan@groevenbeek.nl
Aanwezig:maandag,dinsdag,woensdag,donderdag
Graag contact via teams/mail

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Du bist ?
Was ist deine Name? 
Wo wohnst du ?
Wie alt bist du? 

Slide 4 - Diapositive

periode 1 (overgang):  
Repetitie Kapitel 1
Repetitie Kapitel 2
Grote Praktische opdracht.

periode 2 (PTA):
Repetitie Kapitel 3 + ww
Repetitie Kapitel 4
Leesvaardigheid 
periode 3 (PTA)
Repetitie Kapitel 5
Grote praktische opdracht (landeskunde)
Spreekvaardigheid 

Slide 5 - Diapositive

Open je laptop en join de lesson up
Gebruik je eigen naam 

Slide 6 - Diapositive

Runde 1: Landeskunde
In ronde 1 zitten 8 vragen over kennis van volk en land. 

Slide 7 - Diapositive

Wer ist Olaf Schulz?
A
der Bundeskanzler
B
der Bundespräsident
C
der König
D
der Diktator

Slide 8 - Quiz

Wat is de meest voorkomende Duitse achternaam?
A
Schmidt
B
Jansen
C
Müller
D
Schneider

Slide 9 - Quiz

Wie of wat is -Silvester-?
A
de naam van de hond van Olaf Schulz
B
de bijnaam van meneer Oonk
C
oudejaarsavond
D
een kledingstuk

Slide 10 - Quiz

Welche Farben hat die deutsche Fahne?
A
schwartz-rot-gelb
B
schwarz-rot-gelb
C
schwarzt-rot-gold
D
schwarz-rot-gold

Slide 11 - Quiz

Wie viele Bundesländer (provincies) hat Deutschland?
A
12
B
14
C
16
D
18

Slide 12 - Quiz

Wat gebeurde er in 1989 in Duitsland?
A
Toen werd Duitsland weer 1 land
B
Toen werd de Duitse koning vermoord
C
Toen werd Duitsland wereldkampioen voetbal
D
Toen viel de Berlijnse muur

Slide 13 - Quiz

Wie heißt die Hauptstadt von Deutschland?
A
Bonn
B
Berlin
C
Bern
D
Brandenburg

Slide 14 - Quiz

Was ist das am meisten gegessene Essen in Deutschland?
A
Schnitzel
B
Bratwurst
C
Döner
D
Pommes

Slide 15 - Quiz

Runde 2: Wortschatz
In ronde 2 zitten 8 vragen over Duitse woordenschat. 

Slide 16 - Diapositive

der Roller
das Moped
der LKW
das Fahrrad
der PKW
die U-Bahn

Slide 17 - Question de remorquage

Hoe zeg je dat je aan voetbal doet?
A
ich spiele Fußball
B
ich fußballe
C
ich balle
D
ich renne hinter ein Ball an

Slide 18 - Quiz

Was bedeutet "der Enkel"'?
A
het enkelspel (tennis)
B
de enkel
C
de eend
D
de kleinzoon

Slide 19 - Quiz

Wat betekent de zin: "Ich finde das sehr schlimm!"?
A
Ik vind dat heel slim
B
Ik vind dat heel erg
C
Ik vind dat heel stom
D
Ik vind dat heel leuk

Slide 20 - Quiz

Wie heißt dieses Tier?
A
das Wildkaninchen
B
das Cavia
C
das Meerschweinchen
D
der Hamster

Slide 21 - Quiz

Wat betekent de uitdrukking "das ist mir Wurst"?
A
Ik snap er geen worst van
B
Dat maakt mij niet uit
C
Ik heb een mooie worst
D
Ik vind dat heel erg leuk

Slide 22 - Quiz

Wat betekent het Duitse werkwoord: bellen
A
telefoneren
B
aanbellen
C
bellen blazen
D
blaffen

Slide 23 - Quiz

Schrijf het meervoud:
die Freundin

Slide 24 - Question ouverte

Runde 3: Grammatik
In ronde 3 zitten 7 vragen over Duitse grammatica. 

Slide 25 - Diapositive

moeten (een ander wil het)
mogen(toestemming hebben)
weten
leuk vinden, lusten, aardig vinden
willen ( heel sterk)
moeten, het kan niet anders (noodzaak)
kunnen
Sie müssen unbedingt dieses T-Shirt anprobieren.

Hannah und Toni dürfen allein gehen.

Wir wollen beide dieselbe Jeans kaufen.

Sollen wir danach noch etwas essen gehen?

Wir können zusammen shoppen!

Wir mögen blaue und grüne Sachen.

Slide 26 - Question de remorquage

Schwester
Bruder
Artzt
Vater
Hund
Freundin
Oma
Kuh
Elefant
Kaffee
mannelijke personen en dieren
vrouwlijke personen en dieren

Slide 27 - Question de remorquage

Ich (spielen) ___ Saxofon.

Slide 28 - Question ouverte

meine Schwester (spielen) ___ Gitarre.

Slide 29 - Question ouverte

wir (geben) ___ auch kleine Konzerte,

Slide 30 - Question ouverte

Ich (sein) ___ nicht super

Slide 31 - Question ouverte

(Antworten) ____ du mir bitte schnell?

Slide 32 - Question ouverte