les 4 thema 1 2b (di)
1 / 21
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat gebeurt er tijdens inspanning met de verbranding in ons lichaam? En met de ademhaling?
A
De verbranding neemt af, ademhaling neemt toe.
B
De verbranding neemt af, de ademhaling neem ook af.
C
De verbranding neemt toe, de ademhaling neemt ook toe.
D
De verbranding neemt toe, de ademhaling neemt af.
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Hoe noem je een stof waarmee je een andere stof kan aantonen?
A
katalysator
B
enzym
C
indicator
D
proefstof
Slide 5 - Quiz
Wat is de formule van verbranding?
A
Water + brandstof ->
energie + zuurstof + koolstofdioxide
B
zuurstof + brandstof ->
energie + koolstofdioxide + water
C
Brandstof + koolstofdioxide -> energie + water + zuurstof
D
Water + koolstofdioxide ->
energie + brandstof + zuurstof
Slide 6 - Quiz
Wat gebeurt er tijdens inspanning met de verbranding in ons lichaam? En met de ademhaling?
A
De verbranding neemt af, ademhaling neemt toe.
B
De verbranding neemt af, de ademhaling neem ook af.
C
De verbranding neemt toe, de ademhaling neemt ook toe.
D
De verbranding neemt toe, de ademhaling neemt af.
Slide 7 - Quiz
In je lichaam vindt verbranding alleen bij lichamelijke inspanning plaats
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
Wat gebeurt er bij lichamelijke inspanning met de ademsnelheid?
A
Die neemt toe
B
Die neemt af
C
Die blijft gelijk
Slide 9 - Quiz
Bij lichamelijke inspanning ga je ..... zweten
A
meer
B
minder
C
evenveel
Slide 10 - Quiz
Bij inspanning neemt dit toe:
A
Hartslag
B
Verbranding
C
Hartslag en verbranding
D
Fotosynthese
Slide 11 - Quiz
Wat gebeurd er bij een grotere inspanning?
A
Minder diep inademen en hart klopt rustiger
B
Dieper inademen en hart klopt sneller
C
Minder diep inademen en hart klopt sneller
D
Dieper inademen en hart klopt rustiger
Slide 12 - Quiz
Bij lichamelijke inspanning wordt het lichaam ......?
A
Kouder
B
Warmer
C
Blijft gelijk
Slide 13 - Quiz
Wat gebeurt er tijdens inspanning met de verbranding in ons lichaam? En met de ademhaling?
A
De verbranding neemt af, ademhaling neemt toe.
B
De verbranding neemt af, de ademhaling neem ook af.
C
De verbranding neemt toe, de ademhaling neemt ook toe.
D
De verbranding neemt toe, de ademhaling neemt af.
Slide 14 - Quiz
Wat gebeurt er tijdens inspanning met de verbranding in ons lichaam? En met de ademhaling?
A
De verbranding neemt af, ademhaling neemt toe.
B
De verbranding neemt af, de ademhaling neem ook af.
C
De verbranding neemt toe, de ademhaling neemt ook toe.
D
De verbranding neemt toe, de ademhaling neemt af.
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Wat gebeurt er tijdens inspanning met de verbranding in ons lichaam? En met de ademhaling?
A
De verbranding neemt af, ademhaling neemt toe.
B
De verbranding neemt af, de ademhaling neem ook af.
C
De verbranding neemt toe, de ademhaling neemt ook toe.
D
De verbranding neemt toe, de ademhaling neemt af.
