Toets Hoofdstuk 2 Stoffen en materialen 2 Basis

Toets
Stoffen en materialen
Nask

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Toets
Stoffen en materialen
Nask

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

60 minuten
De toets bestaat uit 35 vragen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aluminium is een materiaal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van een stof kun je altijd een voorwerp maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Staal is een sterk metaal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Stoffen kun je herkennen aan hun stofeigenschappen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

IJzer, koper, zink, glas en nikkel zijn metalen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Water dat verdampt, verandert van fase.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De temperatuur van kokend water kan oplopen tot 1000 °C.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het smeltpunt van een stof is een stof-eigenschap
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Water, ijs en waterdamp zijn drie verschillende stoffen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als een stof van vast naar vloeibaar gaat, noem je dat stollen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een gevaarlijke stof die makkelijk brandt, noem je explosief.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je bij practicum met onbekende stoffen werkt, moet je een
laboratorium-jas dragen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dichtheid is de massa van 1 cm3 van een stof.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Alle metalen zijn magnetisch.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Alle metalen zijn goede warmte-geleiders.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je kunt staal beschermen tegen roesten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Koper en tin kunnen oxideren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Glas kan goed tegen alle soorten vloeistoffen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

PET is breekbaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Keramiek kan goed tegen hoge temperaturen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noem je een stof waarvan je voorwerpen kunt maken?
A
Metaal
B
Niet-metaal
C
Materiaal

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent recyclen?
A
Hergebruiken
B
minder grondstoffen gebruiken
C
smelten van glas
D
twee keer bakken

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Om je heen zie je verschillende stoffen.
Waaraan kun je een stof herkennen?
A
aan zijn kleur
B
aan zijn massa
C
aan zijn vorm
D
aan stofeigenschappen

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Paulien heeft een aantal blokjes. Alle blokjes zijn van verschillend materiaal gemaakt. Paulien wil weten van welk materiaal elk blokje gemaakt is.
Wat moet ze doen om dat te ontdekken?
A
aan de blokjes voelen
B
de blokjes wegen
C
de stof-eigenschappen onderzoeken
D
het kookpunt en smeltpunt onderzoeken

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op een fles schoonmaak-middel zit een kind-veilige dop. Wat zegt dat over het schoonmaak-middel?
A
Het is alleen gevaarlijk voor kinderen.
B
Het is een gevaarlijke stof
C
Niet gebruiken als er kinderen in de buurt zijn.
D
Je moet handschoenen dragen als je ermee werkt.

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschillende metalen hebben verschillende eigenschappen.
Welke eigenschap hebben alle metalen?
A
Alle metalen hebben een roestlaag.
B
Alle metalen kunnen oxideren.
C
Alle metalen zijn goede warmte-geleiders.
D
Alle metalen zijn magnetisch.

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Glas wordt gebruikt om voorwerpen van te maken. Maar glas heeft ook nadelen.

Welke zijn de belangrijkste nadelen van glas?
A
Glas is breekbaar en doorzichtig.
B
Glas is breekbaar en heeft scherpe randen.
C
Glas is doorzichtig en hard.
D
Glas is hard en heeft scherpe randen.

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom worden stalen hoogspannings-masten verzinkt?
A
om ze beter zichtbaar te maken.
B
om ze sterker te maken.
C
om ze stroom te laten geleiden.
D
om ze te beschermen tegen roesten.

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Keramiek is vaak met glazuur bedekt.

Wat is glazuur?
A
een beschildering om keramiek mooier te maken.
B
een glaslaag die keramiek beschermt en waterdicht maakt.
C
een soort zuur dat keramiek beschermt en sterk maakt.

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent
het gevaren-symbool?

A
Bijtend
B
Giftig
C
Schadelijk
D
Slecht voor het milieu

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Metalen worden veel gebruikt om voorwerpen van te maken.
Schrijf vier eigenschappen van metalen op.

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Alleen een stof

GEEN materiaal
een materiaal
EN
een stof
Lijm
Water
Verf
Rubber
Kunststof
Benzine
Aceton
Staal

Slide 34 - Question de remorquage

K/4 Stoffen en materialen


Slide 35 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Metalen kunnen aangetast worden.

Welke twee stoffen kunnen metaal aantasten?

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Kampeerders zetten tenten vast met haringen die ze in de grond slaan. Er bestaan houten haringen, stalen haringen en ook aluminium haringen. Stel je gaat een voettocht maken. Je neemt alle bagage mee in een rugzak. Ook je tent en je haringen. Welke haringen neem je mee?
Schrijf op waarom je voor die haringen kiest.

Slide 37 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions