De beginsituatie vaststellen van een client

De beginsituatie vaststellen van een client

Leerdoelen

Aan het einde van deze les kun je uitleggen wat wordt bedoeld met de beginsituatie van een cliënt en hoe je deze kunt vaststellen.

Vertel de studenten wat ze aan het einde van de les zullen kunnen begrijpen en doen.

Wat weet je al over het vaststellen van de beginsituatie van een client?

Beginsituatie

De beginsituatie is de huidige situatie van de cliënt, inclusief hun wensen, behoeften en beperkingen.

Leg uit wat de beginsituatie is en waarom het belangrijk is om dit te begrijpen.

Wensen en behoeften

Om de beginsituatie vast te stellen, moet je de wensen en behoeften van de cliënt begrijpen. Wat zijn hun doelen en wat willen ze bereiken?

Leg uit hoe je de wensen en behoeften van de cliënt kunt achterhalen.

Beperkingen

Naast wensen en behoeften moet je ook rekening houden met beperkingen van de cliënt, zoals fysieke of financiële beperkingen.

Leg uit waarom het belangrijk is om rekening te houden met beperkingen van de cliënt.

Activiteiten

Op basis van de beginsituatie van de cliënt kun je activiteiten aanbieden die passen bij hun wensen en behoeften.

Leg uit hoe je activiteiten kunt selecteren die passen bij de beginsituatie van de cliënt.

Voorbeeldactiviteiten

Voorbeelden van activiteiten die passen bij de beginsituatie van de cliënt zijn bijvoorbeeld sporten, creatieve activiteiten of sociale activiteiten.

Geef voorbeelden van activiteiten die passen bij de beginsituatie van de cliënt.

Case study

Laat de studenten in groepen werken aan een case study waarbij ze de beginsituatie van een cliënt moeten vaststellen en activiteiten moeten aanbieden die passen bij hun wensen en behoeften.

Geef instructies over hoe studenten in groepen kunnen samenwerken om de case study op te lossen.

Samenvatting

Om de juiste activiteiten aan te bieden aan een cliënt, moet je eerst hun beginsituatie vaststellen, inclusief hun wensen, behoeften en beperkingen.

Vat de belangrijkste punten van de les samen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.