3 havo - les 2 Kap.5 23-24

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Wie heeft als eerste deze 8 rebussen opgelost? Schrijf je antwoorden op op blz. 46 van je boek.

Antwoorden

1.  jager

2. gevangenbewaarder

3. leerbewerker

4. visser

5. arts

6. muzikant

7. naaister

8. pottenbakker

1.  jager

2. gevangenbewaarder

3. leerbewerker

4. visser

5. arts

6. muzikant

7. naaister

8. pottenbakker

Wat is de Duitse vertaling van deze beroepen?

A. Arzt

B. Musiker

C. Töpfer

D. Gefängniswärter

E. Jäger

F. Schneiderin

G. Fischer

H. Lederverarbeiter

Antworten

1E,2D,3H,4G,5A,6B,7F,8C

Programm für heute

- Wörter A+ B wiederholen und damit üben -> "Kärtchen beantworten und tauschen"

- Hausaufgaben korrigieren (Auftrag 4, 5, 6+8)

- Ein deutsch-niederländisches Lied hören

- Hören üben

- Modalverben wiederholen

- Selbständig an die Arbeit

doel:  Jullie kennen de woorden van woordenlijst A en B en kunnen de modale ww. vervoegen.

Jullie herhalen in stilte woorden A en B op blz. 40.

Ik kom intussen langs om het gemaakte huiswerk te controleren.

Wörter A + B Seite 40

Kärtchen beantworten und tauschen:

1. schrijf een Duits woord uit A of B op het kaartje

2. Schrijf de Nederlandse vertaling op de andere kant

3. Loop rond en laat aan de 1e persoon die je tegenkomt je kaartje zien en laat hem/haar de vertaling noemen

4. doe hetzelfde met het kaartje van de ander

5. wissel van kaartje

6. herhaal vanaf stap 3

        Let op: deze kaartjes worden exit tickets aan het eind van het          uur

Antworten Auftrag 4 und 6

1 Traum, 

2 später, 

3 Hobby, 

4 interessieren sich, 

5 vielleicht, 

6 Praxis/ Freizeit

7 arbeiten, 

8 Beruf/ Job

1 Schreibtisch

2 selbstständig

3 entschlossen

4 Leistung

5 Firma

6 Ausbildung

Antworten Auftrag 5 und 8

1.  je leert vooral in de praktijk

2. B, D en F

3. Maurer = metselaar verdient meeste

    Schornsteinfeger = schoorsteenveger      verdient minste

4. zelbewust, veeleisend, eisend,                    besluiteloos

5. Je bent vertegenwoordiger, bijv. in detailhandel/ klantenservice/ marketing

6. Kfz= automonteur, elektriciën, medisch assistent

1 weißt, kannst

2. muss

3. muss, will

4. alledrie de antwoorden zijn mogelijk

https://duitslandinstituut.nl/artikel/58610/fruhstucksei-12-satire

https://duitslandinstituut.nl/artikel/58610/fruhstucksei-12-satire

Hören/Sehen üben

Was?               Logo Film https://www.zdf.de/kinder/logo/schlaftypen-einfach-erklaert-100.html

und/oder Aufgabe 3 Trabi Tour

Antworten

1A         

2B       

3B        

4A

5A

6B

Herhalen: Modalverben und wissen

Was ist typisch für ein Modalverb?

Was fällt auf bei der Deklination (vervoeging)?

Vertaal onderstaande ww. Schrijf de antwoorden op op blz. 46 van je boek:

1.  ik mag                 4. zij kan

2. hij weet                5. jullie weten

3. jij lust graag        6. wij moeten        

Antworten

1. ich darf  

2. er weiß 

3. du magst

4. sie kann

5. ihr wisst

6. wir müssen/wir sollen

Selbständig an die Arbeit

Was?               Auftrag 1 auf Seite 142

Wie?                individuell

Wie lange?    bis ans Ende dieser Stunde 

Fertig? ->   Wörter A + B und Modalverben(blz. 44) lernen