H4 par. Oriëntatie + 4.1 Leven op het platteland

Memo brugklas T/H
H4. De tijd van monniken en ridders
Vorsten, monniken en boeren
par. 3.1 Leven op het platteland
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Memo brugklas T/H
H4. De tijd van monniken en ridders
Vorsten, monniken en boeren
par. 3.1 Leven op het platteland

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf:
  • Kun je 4 gevolgen noemen van het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk.
  • Kun je met behulp van twee voorbeelden uitleggen waarom mensen van de steden naar het platteland vertrokken.
  • Kun je uitleggen waarom kleine boeren hun grond aan een grotere boer afstonden.
  • Kun je 4 voorbeelden geven van waaruit een domein bestond

Slide 2 - Diapositive

Onveilige tijd
  • Tijdens de volksverhuizingen plunderden Germaanse volken steden in het West-Romeinse Rijk: onveilig.
  • Op de wegen tussen de steden was het ook niet veilig: oorlogen en rondzwervende rovers.
  • Wegen werden niet meer onderhouden: handel verdween.
  • Veel mensen vertrokken naar het platteland: veiliger en meer voedsel.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Tijdvak 3
  • Tijd van monniken en ridders
  • 500 - 1000
  • Vroege middeleeuwen

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Welke redenen geeft het filmpje/boek weer voor val Romeinse Rijk?

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Verval Romeinse Rijk
  • Volksverhuizingen bedreigen de grenzen
  • Romeinse leger was zwak
  • Keizers wisselen snel; generaals vechten om wie volgende keizer wordt
  • Plunderingen door andere volkeren

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Maken Oriëntatie
Maken: O: opdracht 1-2-3 blz 15

Slide 14 - Diapositive

Platteland 
  • Om veilig op het platteland te kunnen wonen, zochten veel kleine boeren bescherming bij een grotere boer in de buurt.
  • In ruil voor die bescherming moesten de kleine boeren hun grond afstaan aan de machtige boer.
  • Zo kregen sommige boeren veel grond in bezit: ze werden heer van een domein. 
  • De boeren werden horigen.

Slide 15 - Diapositive

Domein
  • Bestond uit:
  • (versterkte) boerderij van de heer
  • huizen van boeren
  • een kerk
  • landbouwgrond
  • bossen
  • soms een werkplaats of een molen

Slide 16 - Diapositive

Domein
  • 2 delen:
  • Een deel van de grond gebruikte de heer zelf.
  • Op het andere deel woonden boeren die in dienst waren van de heer: horigen.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Wat zijn de gevolgen van het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk? Noem er 1
timer
1:00

Slide 19 - Question ouverte

Wie was de baas van een domein?
timer
0:20
A
Een horige
B
Een vrije boer
C
Een heer
D
De Romeinse keizer

Slide 20 - Quiz

Waaruit bestond een domein?
timer
0:20
A
Huizen van horigen
B
Hoeve van de heer
C
Landbouwgrond
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 21 - Quiz

Vanaf hier deel 2.
Maken: P1 Opdracht 3 tm/ 10

Slide 22 - Diapositive

Leerdoelen
  • Aan het eind van deze paragraaf:Kun je uitleggen wat herendiensten zijn. 
  • Kun je nog 2 andere verplichtingen van horigen tegenover hun heer noemen. 
  • Weet je welke verplichting een vrije boer had tegenover de koning. 
  • Kun je 2 verschillende voorbeelden van voorrechten van een heer geven. 
  • Ken je de begrippen en de jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 23 - Diapositive

Horigen
  • Waren niet vrij.
  • Mochten niet zonder toestemming van de heer van het domein af.
  • Pacht betalen voor gebruik van het land.
  • herendiensten verrichten. 

Slide 24 - Diapositive

Herendiensten
  • een of twee dagen per week op het land van de heer werken, bijv. ploegen.
  • hoeve van de heer onderhouden, bijv. hek repareren.

Slide 25 - Diapositive

Hofstelsel
Dit hele stelsel van heren, horigen en herendiensten noemen we het hofstelsel.

Alles draaide om het hof (de hoeve) van de heer.

Slide 26 - Diapositive

Vrije boeren
  • Niet alle boeren waren horigen geworden.
  • Sommige boeren waren nog vrij.
  • Zij hadden eigen grond.
  • Als vrije boer moest je verplicht meevechten in het leger van de koning.
  • De wapens moest jezelf betalen.

Slide 27 - Diapositive

Voorrechten
  • Rechten die een ander niet heeft.
  • Heren hadden voorrechten.
  • Zij hoefden een belasting betalen aan de kerk.
  • En beslisten of een horige mocht trouwen/ domein mocht verlaten.

Slide 28 - Diapositive

In het hofstelsel:
timer
0:20
A
geeft de heer bescherming aan de horige
B
moesten horigen herendiensten verrichten
C
geeft de horige een deel van de opbrengst van het land aan de heer
D
helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd

Slide 29 - Quiz

Het hofstelsel had als voordeel dat 'hij' zelf niet op het land hoefde te werken.

Wie is in bovenstaande zin 'hij'?
timer
0:20
A
Een horige
B
Een heer

Slide 30 - Quiz

Hoe noemen we de klusjes die de horige moest doen voor de landheer?
timer
0:20
A
Slavenarbeid
B
pacht
C
klusjes
D
herendiensten

Slide 31 - Quiz

Wat zijn herendiensten?
timer
0:20
A
Zo af en toe eens op bezoek gaan bij de heer
B
Klusjes doen voor de heer of het klooster
C
Gratis op het land van de heer wonen
D
Bescherming geven aan de horigen

Slide 32 - Quiz

Deze boer moest veel herendiensten doen en mocht niet van het domein af:
timer
0:20
A
Horige boer
B
Vrije boer

Slide 33 - Quiz

Welke plicht had een vrije boer?
timer
0:20
A
In oorlogstijd op het land van de koning werken
B
In oorlogstijd in het leger van de koning vechten

Slide 34 - Quiz

Heren hadden voorrechten.
Noem er 1
timer
1:00

Slide 35 - Question ouverte

Schrijf 2 dingen op die je vandaag geleerd hebt.

Slide 36 - Question ouverte

Wat vind je nog lastig?

Slide 37 - Question ouverte

Aan de slag
Wat? Eerst ga je de tekst van par. 3.3  lezen  en daarna maak je de opdr. van par. 3.3 tot de toepassingsopdracht.
Hoe? Alleen 
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit? Dan bij je docent. 
Tijd? Tot het einde van de les. 
Klaar? Dan ga je de toepassingsopdracht maken. Daarna werk je de leerdoelen uit van par. 3.3. Je kunt ook de TestJezelf maken in SOM.

Slide 38 - Diapositive