3H_Chapitre 1_Bilan

Chapitre 1
Bilan
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Chapitre 1
Bilan

Slide 1 - Diapositive

Schrijven
Controleer het onderwerp + werkwoord / werkwoordstijd= lijdend voorwerp/ meewerkend voorwerp
Heb je een ontkenning juist gebruikt?
Woorden mannelijk / vrouwelijk
Woorden enkelvoud / meervoud
Moeten er woorden aangepast worden? 
       - bijvoeglijk naamwoord (plaats )

Slide 2 - Diapositive

Gebruik de phrases-clés
Vertaal de zinnen niet letterlijk vanuit het Nederlands.
Maak aanpassingen vanuit de phrases-clés.

Slide 3 - Diapositive

Noem een paar Franse bijvoeglijke naamwoorden op die je kent

Slide 4 - Carte mentale

De meeste bijvoeglijke naamwoorden staan _______ het zelfstandig naamwoord.
A
voor
B
achter

Slide 5 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord
 Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan op het zelfstandig naamwoord. 
Enk
Mv
Man
-
s
vrouw
e
es

Slide 6 - Diapositive

Exceptions: de vorm


Van de volgende bijvoeglijke naamwoorden is de vrouwelijke vorm helemaal onregelmatig:
mannelijk ev
mannelijk mv
vrouwelijk ev
vrouwelijk mv
beau (mooi)
beaux
belle
belles
nouveau (nieuw)
nouveaux
nouvelle
nouvelles
cher (duur)
chers
chère
chères
vieux (oud)
vieux
vieille
vieilles
bon (lekker, goed)
bons
bonne
bonnes
blanc (wit)
blancs
blanche
blanches

Slide 7 - Diapositive

Intéressant
Beau
Nouveau
Bleu
Petite
Voor het zelfstandig naamwoord
Na het zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Question de remorquage

Vrouwelijke vorm (meervoud) van délicieux
A
délicieux
B
délicieuses
C
délicieuss
D
délicieuse

Slide 9 - Quiz

Mannelijk (enkelvoud) van het woord; sportif
A
sportif
B
sportives
C
sportifs
D
sportive

Slide 10 - Quiz

Een goed boek
A
Un bon livre
B
Une bonne livre
C
Une livre bonne
D
Un livre bon

Slide 11 - Quiz

Een gevaarlijke weg
A
Une route dangereux
B
Une route dangereuses
C
une route dangereuse
D
une dangereuse route

Slide 12 - Quiz

Een mooi meisje
A
Une fille belle
B
Une bel fille
C
Une fille bele
D
Une belle fille

Slide 13 - Quiz

Een Franse taart
A
Un gateau france
B
Un gateau française
C
Un gateau français
D
Un français gateau

Slide 14 - Quiz

Wat is juist?
A
Elle est italien
B
Elle est italienne
C
Elle est italiens
D
Elle est italiennes

Slide 15 - Quiz

Wat is juist?
A
Un français garcon
B
Un garcon français
C

Slide 16 - Quiz

Décris l'acteur.
Gebruik 1 bijv. nw.

Slide 17 - Question ouverte

Vul het bijvoeglijk naamwoord in, let goed op de plaats en de vorm.
Quelle ___ journée ___ (beau)

Slide 18 - Question ouverte


Vertaal en plaats het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plek (français)

Tu connais mon  _____ cousin ___________?

Slide 19 - Question ouverte

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm op de goede plaats..
Elles sont des _____________ filles _____________. [sérieux]

Slide 20 - Question ouverte


Vertaal en plaats het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plek (nouveau)
Elle a acheté une _____ robe ___________?

Slide 21 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.

(sympa) Un .....prof ......



Slide 22 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.

(beau) Une ..... maison ....



Slide 23 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.

(vieux) Une ... voiture ....


Slide 24 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.

(heureux) Une .... femme ......


Slide 25 - Question ouverte

Kies de goede vorm van het ww.
Paul (attendre, présent) ses parents.
A
attends
B
attend
C
attendons
D
attendent

Slide 26 - Quiz

Kies de goede vorm van het ww.
Vous (répondre, présent) au mail.
A
réponds
B
réponds
C
répondons
D
répondez

Slide 27 - Quiz

Zet in de juiste vorm.
Tu (perdre, passé composé)

Slide 28 - Question ouverte

Traduis en français: Tu (hebt gehoord)

Slide 29 - Question ouverte

jullie hebben verkocht

Slide 30 - Question ouverte

Vertaal:
Ik heb gewacht.

Slide 31 - Question ouverte

Zet in de juiste vorm.
Vous (perdre, passé composé).

Slide 32 - Question ouverte

Cherchez l'intrus
(Welk woord hoort niet in het rijtje)
A
la photo
B
le message
C
la réaction
D
l'addition

Slide 33 - Quiz

Cherchez l'intrus
(Welk woord hoort niet in het rijtje)
A
devant
B
derrière
C
grâce à
D
près de

Slide 34 - Quiz

Cherchez l'intrus
(Welk woord hoort niet in het rijtje)
A
marrant
B
souvent
C
intelligent
D
paresseux

Slide 35 - Quiz

Cherchez l'intrus
(Welk woord hoort niet in het rijtje)
A
pourtant
B
l'or
C
l'argent
D
cher

Slide 36 - Quiz

Réponds aux questions en français:
Wie is je beste vriend(in)?

Slide 37 - Question ouverte

Wanneer heb je hem/haar ontmoet?

Slide 38 - Question ouverte

Ik weet wat ik (nog) moet leren voor de toetsweek.
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Sondage

Au travail! Préparation de l'examen
Online: BILAN + Slim Stampen

Slide 40 - Diapositive