Beeldspraak
Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken. (object en beeld)
De vijand kwam als een dief in de nachtHij ging er als een haas vandoorPieter is zo rood als een kreeft
Het object wordt helemaal vervangen door het beeld.
Het schip der woestijn (kameel)Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)
1. Bennie werd zo rood als een biet toen hij de beurt kreeg.
Het object(o) en het beeld(b) worden met elkaar vergeleken.