Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Bekijk het plaatje.
Wat stellen de letters X en Y voor?
A
X = epicentrum, Y = hypocentrum
B
X = hypocentrum, Y = epicentrum
C
X en Y zijn beiden het hypocentrum
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.
Slide 1 - Quiz
Een aardbeving ontstaat doordat ...
A
een stuk van de aardkorst plotseling beweegt.
B
de aardkorst aan de rand in de oceaan verdwijnt.
C
de platen langzaam afbrokkelen.
D
twee stukken van de aardkorst ronddraaien.
Slide 2 - Quiz
Vulkanen vind je vooral ... een aardkorstplaat.
Wat moet op de stippellijn staan?
A
midden op
B
onder
C
boven op
D
aan de rand van
Slide 3 - Quiz
Lees de stellingen over aardbevingen.
I. Een aardbeving met 7 op de schaal van Richter is twee keer zwaarder dan een met een getal van 5 op de schaal van Richter.
II. Meestal geldt: hoe dichter bij het epicentrum hoe groter de schade.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beiden zijn juist.
D
Beiden zijn onjuist.
Slide 4 - Quiz
Bekijk eerst het plaatje. Welke zinnen zijn juist? 1. De aardbeving besloeg een gebied van meer dan 200 kilometer van west naar oost. 2. De aardbeving ontstond doordat Abruzzo op Umbria botste. 3. De aardbeving ontstond door de golfbewegingen van de Adriatische Zee en de Middellandse Zee. 4. Het epicentrum van de aardbeving lag in Norcia. 5. Amatrice ondervond meer gevolgen van de aardbeving dan Rome.
A
4 en 5
B
1, 2 en 5
C
2, 3 en 4
D
1 en 5
Slide 5 - Quiz
Bekijk het plaatje.
Lees de stellingen. I. De Ring van vuur is het gebied rond de Grote Oceaan met veel vulkanen, omdat de aardkorstplaat van de Grote Oceaan daar uit elkaar valt. II. In Afrika ligt een gordel van aardbevingen en vulkanen, omdat daar twee platen botsen.
A
Alleen I is juist
B
Alleen II is juist
C
Beiden zijn juist
D
Beiden zijn onjuist
Slide 6 - Quiz
De sterkte van aardbevingen geef je aan met de Schaal van Richter. Hieronder zie je twee uitspraken.
1. Ieder jaar komen er op aarde zo’n 10 aardbevingen voor. 2. Een aardbeving van 8 op de Schaal van Richter is 100 keer zo zwaar als een aardbeving van 6 op de Schaal van Richter.
A
Alleen uitspraak 1 is juist.
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 7 - Quiz
Hoe heet het hete vloeibare deel van de aarde?
A
De aardkern
B
De aardmantel
C
De aardkorst
D
De aardplaten
Slide 8 - Quiz
Schuif de plaatbewegingen naar de juiste plaats.
Slide 9 - Question de remorquage
Waar komen meestal zware aardbevingen voor?
1: Bij breuken waar platen uit elkaar schuiven. 2: Bij breuken waar platen langs elkaar schuiven. 3: Bij breuken waar platen botsen.
A
Antwoorden 1 en 2 zijn juist
B
Antwoorden 2 en 3 zijn juist
C
Antwoorden 1 en 3 zijn juist
D
Antwoorden 1, 2 en zijn juist
Slide 10 - Quiz
Hoe noemen we de vaste schil van de aarde waarop land en zee liggen?
A
De aarde
B
De aardkorst
C
De schil
D
De aardkorstplaten
Slide 11 - Quiz
Lichte trillingen die mensen net voelen, ontstaan bij een aardbeving van <?> op de schaal Richter.
Welk cijfer hoort bij het vraagteken?
A
2
B
4
C
8
D
15
Slide 12 - Quiz
Zeer zware aardbevingen waarbij gebouwen en infrastructuur grotendeels verwoest worden, ontstaan een aardbeving van <?> op de schaal van Richter.
Welk cijfer hoort bij het vraagteken te staan?
A
4
B
8
C
15
D
20
Slide 13 - Quiz
Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist?
1. De aardkorst bestaat uit een aantal losse stukken die we platen noemen. 2. De platen verplaatsen zich met hoge snelheid. 3. De binnenkant van de aardbol is voor een groot deel stroperig en vloeibaar. 4. De kern van de aarde bestaat uit vloeibaar gesteente en gas.
A
1. juist, 2. onjuist, 3. juist, 4. juist
B
1. juist, 2. onjuist, 3. onjuist, 4. onjuist
C
1. juist, 2. onjuist, 3. juist, 4. onjuist
D
1. onjuist, 2. juist, 3. juist, 4. onjuist
Slide 14 - Quiz
Hoeveel meer kracht heeft een aardbeving van 6 op de schaal van Richter dan een aardbeving van 3 op de schaal van Richter?
A
3 keer zoveel kracht
B
100 keer zoveel kracht
C
300 keer zoveel kracht
D
1000 keer zoveel kracht
Slide 15 - Quiz
Lees de 2 zinnen hieronder.
I. Aardbevingen worden veroorzaakt door de beweging van aardkorstplaten.
II. De gebieden met aardbevingen liggen vooral midden op de aardplaten.
A
Alleen uitspraak I is juist.
B
Alleen uitspraak II is juist.
C
Beide uitspraken zijn juist.
D
Beide uitspraken zijn onjuist.
Slide 16 - Quiz
Hieronder zie je twee uitspraken:
I. Hoe groter het getal op de schaal van Richter, hoe meer doden er vallen.
II. Hoe dieper een aardbeving ontstaat, hoe minder doden er vallen.
A
Alleen uitspraak I is juist
B
Alleen uitspraak II is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist.
Slide 17 - Quiz
Welke conclusie is onjuist?
A
Vulkanen en aardbevingen komen allebei voor aan de rand van platen.
B
Op mid-oceanische ruggen komen veel zware aardbevingen voor.
C
Zware aardbevingen en vulkanen komen allebei voor waar platen botsen
D
Waar twee platen met land botsen, komen meer aardbevingen voor dan vulkanen.
Slide 18 - Quiz
Bekijk eerst de afbeelding. Je kunt op de afbeelding klikken om het te vergroten.
Wat is in een dwarsdoorsnede de goede volgorde van de binnenkant van de aarde naar de buitenkant?
A
aardkern – aardkorst – aardmantel
B
aardkern – aardmantel – aardkorst
C
aardmantel – aardkorst – aardkern
D
aardmantel – ijsschotsen – aardkern
Slide 19 - Quiz
Beoordeel onderstaande stellingen. 1. Bij een aardbeving vallen in een rijk land meer slachtoffers omdat er meer inwoners in hoge flatgebouwen wonen.
2. Bij een aardbeving kun je door een brand om het leven komen.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 20 - Quiz
Klik op de afbeelding om het te vergroten. Waardoor ontstaan in de afbeelding aardbevingen? Bij welk antwoord staan onderstaande zinnen in de juiste volgorde? 1. De oceaanbodem zit klem tegen het continent. 2. De schok is een aardbeving. 3. De oceaanbodem wil naar beneden. 4. De druk wordt te groot. 5. De oceaanbodem schiet plotseling onder het continent.
A
3 --> 4 --> 1 --> 5 --> 2
B
3 --> 1 --> 5 --> 4 --> 2
C
3 --> 2 --> 4 --> 1 --> 5
D
3 --> 1 --> 4 --> 5 --> 2
Slide 21 - Quiz
Aardkorstplaten bewegen heel langzaam, met een snelheid van …
A
enkele millimeters per jaar.
B
enkele centimeters per jaar.
C
enkele meters per jaar.
D
honderden meters per jaar.
Slide 22 - Quiz
Klik op de afbeelding om het groter te maken.
In 2011 werd Turkije getroffen door een aardbeving. Beoordeel onderstaande stellingen.
1. De aardbeving was krachtiger in Dyarbakir dan in Bingöl.
2. Deze aardbeving heeft ook een tsunami veroorzaakt