Oefenen Hoofdstuk 2 en 3 4H6 Kalsbeek

Hoofdstuk 2 en 3 4H6 Kalsbeek
Eerste Wereldoorlog (1914-1918)
Interbellum (1919-1939)
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 2 en 3 4H6 Kalsbeek
Eerste Wereldoorlog (1914-1918)
Interbellum (1919-1939)

Slide 1 - Diapositive

WOI duurde van ... tot ...
A
1910-1919
B
1914-1919
C
1914-1918
D
1910-1980

Slide 2 - Quiz

Stelling: Nederland is tijdens WOI gebombardeerd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Welk plan mislukte finaal aan het begin van de Eerste Wereldoorlog?
A
Zimmermanplan
B
het plan van Kaiser Franz
C
Von Schlieffenplan
D
wetpolitiek

Slide 4 - Quiz

Je ziet soldaten uit WOI op deze foto.
Welk kenmerk van WOI zie je?
A
Het Von Schlieffenplan
B
Totale oorlog
C
Militarisme
D
Loopgraven

Slide 5 - Quiz

Er zijn overeenkomsten als het gaat
over de oorzaken van WOI en WOII.

Welk antwoord is een overeenkomst?
A
Ontstaan van loopgraven.
B
Nationalisme.
C
Ontstaan van Nazisme.
D
De opkomst van Hitler.

Slide 6 - Quiz

Is dit de kaart van Europa
voor of na de Eerste Wereldoorlog gemaakt?
A
voor
B
na

Slide 7 - Quiz

Welke moord was aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog?
A
De moord op de Duitse keizer, Wilhelm II
B
De moord op de Russische tsaar, Nicolaas II
C
De moord de keizer van Oostenrijk-Hongarije, Franz Jozef
D
De moord op de troonopvolger van het Oostenrijks-Hongaarse rijk, Franz Ferdinand

Slide 8 - Quiz

Stelling: Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd in West-Europa een loopgravenoorlog uitgevochten.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Een oorzaak van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was militarisme. Wat is dit? (2 zijn juist)
A
landen gingen zich steeds verder bewapenen
B
Landen maakten hun legers steeds groter
C
landen en inwoners verheerlijkten geweld, opoffering voor het vaderland was het ultieme doel
D
Geweld werd verheerlijkt, oorlog werd gezien als nobel en een goede oplossing voor ruzies tussen landen

Slide 10 - Quiz

Waarom werd de vrede na de Eerste Wereldoorlog in Versailles getekend?
A
Frankrijk weigerde naar Duitsland te gaan.
B
De geallieerden waren toch al in de buurt van Parijs.
C
Hiermee nam Frankrijk wraak voor de vrede na de Frans-Duitse Oorlog
D
Het belang van de vrede werd benadrukt door de pracht van dit paleis.

Slide 11 - Quiz

Wat is geen oorzaak van de Eerste Wereldoorlog?
A
modern imperialisme
B
nationalisme
C
communisme
D
bondgenootschappen

Slide 12 - Quiz

Welke landen vormden de centralen in de Eerste Wereldoorlog?
A
Rusland en Duitsland
B
Oostenrijk-Hongarije en Rusland
C
Oostenrijk-Hongarije en Duitsland
D
Engeland, Frankrijk, Rusland en VS

Slide 13 - Quiz

Wat is geen oorzaak van de Eerste Wereldoorlog?
A
Militarisme
B
moord in Sarajevo
C
Bondgenootschappen
D
Nationalisme

Slide 14 - Quiz

Welke oorzaak van de Eerste Wereldoorlog herken je in de afbeelding?
A
militarisme
B
kolonialisme
C
bondgenootschappen
D
vijandbeelden

Slide 15 - Quiz

Met welke reden gaat de VS meedoen aan de Eerste Wereldoorlog?
A
Onbeperkte Duikbotenoorlog
B
Pearl Harbor
C
Inval van Polen
D
Inval van België

Slide 16 - Quiz

Bij welk verschijnsel uit de Eerste Wereldoorlog past de foto?
A
Wapenwedloop
B
Nationalisme
C
Centralen
D
Modern imperialisme

Slide 17 - Quiz

Welke oorzaak voor de Eerste Wereldoorlog zie je op de bron?
A
Militarisme
B
Bondgenoten
C
Nationalisme
D
Imperialisme

Slide 18 - Quiz

Wat is niet typisch voor de Eerste Wereldoorlog?
A
Loopgraven
B
Gas als nieuw wapen
C
Antisemitisme
D
Oorlog zou maximaal 6 maanden duren

Slide 19 - Quiz

Wat is voor VS aanleiding om mee te vechten in de Eerste Wereldoorlog?
A
Onbeperkte duikbotenoorlog
B
Aanval op Pearl Harbor
C
Dood van Gavrilo Princip
D
Inval van Polen

Slide 20 - Quiz

Wat was de positie van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog?
A
bondgenoot van de Centralen
B
Bondgenoot van de Geallieerden
C
Eerst neutraal, later bondgenoot geallieerden
D
Neutraal

Slide 21 - Quiz

Wie was de baas in Duitsland tijdens de Eerste Wereldoorlog?

A
koning Nicolaas
B
president Raspoetin
C
keizer Franz Jozef
D
keizer Wilhem II

Slide 22 - Quiz

Voor wie kwam Lenin in Rusland in 1917 op?
A
Boeren en arme mensen
B
De tsaar (keizer)
C
Niemand
D
Alleen zichzelf

Slide 23 - Quiz

Waardoor werd de NSDAP zo populair na de Eerste Wereldoorlog?
A
Antisemitisme
B
Economisch ging het goed in Duitsland
C
De wereldcrisis
D
De industriële revolutie

Slide 24 - Quiz

Wie kreeg er in de Dolkstootlegende de schuld van de overgave van Duitsland in de Eerste Wereldoorlog?
A
De nationaalsocialisten
B
De Joden
C
De Weimarregering
D
De Duitse keizer

Slide 25 - Quiz

Wat past niet bij het communisme?
A
Gelijke lonen
B
Karl Marx
C
Rijke fabrieksbazen
D
Revolutie

Slide 26 - Quiz

Stalin gedraagt zich als een dictator. Welk antwoord past daar het beste bij?
A
Hij luistert naar het volk.
B
Hij luistert naar het parlement.
C
Het maakt hem niks uit wat er gebeurt.
D
Hij bepaalt alles.

Slide 27 - Quiz

Adolf Hitler is een....
A
communist
B
fascist
C
nationaal-socialist
D
nationaal-democraat

Slide 28 - Quiz

De partij van Hitler...
A
NSDAP
B
PADSN
C
DAPNS
D
NAPDS

Slide 29 - Quiz

Na de rijksdagbrand, januari 1933, voert Hitler de
A
machtigingswet in
B
verordeningswet in
C
noodwet in
D
verelendungswet in

Slide 30 - Quiz

Wat is geen standpunt van Hitler?
A
Weg met dolkstootlegende
B
Weg met de weimarrepubliek
C
Weg met de vrede van versailles
D
Weg met de werkloosheid

Slide 31 - Quiz

Hitler is democratisch gekozen.
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quiz

Wat is de eerste stap van Hitler?
A
Anschluss
B
Militairen naar Rijnland sturen
C
Dienstplicht invoeren
D
Appeasementpolitiek

Slide 33 - Quiz

Wat deed Hitler toen hij rijkskanselier werd?
A
Einde aan de democratie, verbood politieke partijen en geen koning meer.
B
Einde aan de democratie, verbood politieke partijen en werd Fuhrer.
C
Einde aan de democratie, verbood politieke partijen maar hield wel verkiezingen.

Slide 34 - Quiz

Hoe paste Stalin persoonsverheerlijking toe?
A
Hij liet zijn tegenstanders er slecht uitzien om zo zelf beter te lijken voor het volk
B
Hij strafde iedereen die het niet met hem eens was zodat er niemand tegenover hem zou staan
C
Hij liet zich als een tiran afbeelden zodat hij over het volk kon heersen met angst
D
Hij liet zich afbeelden als "Vader Stalin" om het vertrouwen van het volk te winnen

Slide 35 - Quiz

Hitler pleegt in 1923 een staatsgreep. Wat gebeurt met Hitler?
A
Hitler wordt leider van Duitsland
B
Hitler komt in de gevangenis
C
Hitler moet naar het buitenland vluchten
D
Hitler begint gelijk de Tweede Wereldoorlog

Slide 36 - Quiz

Wat hoort niet bij het totalitarisme van Stalin?
A
terreur
B
één partij
C
gematigde persvrijheid
D
geheime politie

Slide 37 - Quiz

Waarom was Stalin totalitair?
A
Hij had de NEP bedacht
B
Hij bespeelde de bevolking met propaganda
C
Er was maar één partij
D
Hij maakte de goelags

Slide 38 - Quiz

Lenin was de opvolger van Stalin
A
juist
B
onjuist

Slide 39 - Quiz

Wat is propaganda?
A
Politieke reclame
B
Politieke partij
C
Politieke tegenstand
D
Politieke opstand

Slide 40 - Quiz

Is dit propaganda?
A
Ja
B
Nee

Slide 41 - Quiz

Wat is het doel van deze propaganda?
A
Amerikanen oproepen om apen te doden
B
Amerikanen oproepen om een knuppel te kopen
C
Amerikanen oproepen om in leger tegen Duitsland te vechten
D
Amerikanen oproepen om vrouwen te beschermen

Slide 42 - Quiz

Propaganda voor ...
A
Duitsland
B
Ottomaanse rijk
C
Frankrijk
D
Engeland

Slide 43 - Quiz

Deze afbeelding is door Stalin gebruikt als propagandamiddel.

Wat is GEEN propagandaboodschap van deze foto?
A
Dat hij een goede vriend/een geestverwant van Lenin was
B
Dat hij de (politieke) opvolger van Lenin was.
C
Dat Stalin in Lenin de juiste opvolger had gevonden
D
Dat het communisme onder zijn leiding een (natuurlijke) voortzetting was van het beleid onder Lenin.

Slide 44 - Quiz

Mussert
Hitler
Stalin
Roosevelt
Churchill

Slide 45 - Question de remorquage

HITLER
STALIN
MUSSOLINI
CHURCHILL

Slide 46 - Question de remorquage

Churchill
Hitler
Mussolini
Stalin
Roosevelt

Slide 47 - Question de remorquage

Veel succes met leren
Tot in november!

Slide 48 - Diapositive