Werkwoordspelling Engelse werkwoorden

Nederlands
Werkwoordspelling in het Nederlands van 
Engelse werkwoorden
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlands
Werkwoordspelling in het Nederlands van 
Engelse werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Welke Engelse werkwoorden die je
in de Nederlandse taal gebruikt,
ken je?

Slide 2 - Carte mentale


Hoe zit dat met Engelse leenwoorden?

Slide 3 - Diapositive

Vormen + korte regels:
•    PV TT – ‘lopen’ invullen
•    PVVT – klankverandering of ’t sexy fokschaap
•    VD – eindigen op -en of ’t sexy fokschaap
•    OVD – hele ww +d
•    INF – hele ww
•    VDBN – en blijft -en of bij -t/-d zo kort mogelijk

Slide 4 - Diapositive

Ik heb afgelopen zomer (paragliden)...
A
geparaglided
B
geparaglid
C
geparaglidet

Slide 5 - Quiz

Engels + Nederlands
Gebruik bij de Engelse werkwoorden dezelfde regels, maar behoud de juiste Engelse uitspraak.

Voorbeeld:
Hij/ zij scant de tekst.
Hij of zij scande de tekst.
Hij heeft de tekst gescand.

Slide 6 - Diapositive

Nog een paar voorbeelden:
1. Hij hyperlinkt in het weekend.
Hij hyperlinkte in het weekend.
Hij heeft in het weekend gehyperlinkt.

2. De laptop savet het bestand.
De laptop savede het bestand.
De laptop heeft het bestand gesaved.

Slide 7 - Diapositive

Oefen nu met de volgende Engelse werkwoorden:
Eerst de PV tegenwoordige tijd!

Slide 8 - Diapositive

Daan (downloaden) ... het bestand.
A
downloat
B
download
C
downloadt

Slide 9 - Quiz

Shanisha (updaten) ... haar laptop.
A
update
B
updated
C
updatet

Slide 10 - Quiz

Truus (bloggen)... graag over haar eigen belevenissen.
A
bloggt
B
blogt
C
blogged
D
bloggd

Slide 11 - Quiz

Zij (timen) ... haar opmerking goed.
A
timet
B
timed
C
timt
D
timd

Slide 12 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd
Laatste letter stam
't ex-kofschip
daten
uploaden
ev
ik-vorm+te/de
datete
uploadde
mv
ik-vorm+ten/den
dateten
uploadden

Slide 13 - Diapositive

De scheidsrechter (timen) ... de snelheid van de sprinters.
A
timde
B
timte
C
timede
D
timete

Slide 14 - Quiz

Kyra (racen) ... op de fiets om nog op tijd te komen.
A
racete
B
racede
C
racte
D
racde

Slide 15 - Quiz

Sjors (faxen) ... het bestand naar zijn baas.
A
faxte
B
faxde
C
faxete
D
faxede

Slide 16 - Quiz

Ik wist altijd al dat wij goed (viben)...
A
vibede
B
vibete
C
vibeten
D
vibeden

Slide 17 - Quiz

Voltooid deelwoord
Stam > 't ex-kofschip > t                   Uitspraak moet goed blijven!
Eindigt altijd op  -d, -t, of -en 


Ik heb geüpload.
Ik heb getimed. 

Slide 18 - Diapositive

De marathon wordt (pacen) ... door hazen.
A
gepaced
B
gepacet
C
gepacd
D
gepact

Slide 19 - Quiz

Op Black Friday hebben veel winkels flink (cashen)...
A
gecashd
B
gecashed
C
gecasht
D
gecashet

Slide 20 - Quiz