BK2 - les 2 (T2 BS1)

T2 BS1 Voedingsmiddelen
Leerdoel:
2.1.1 Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen.
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

T2 BS1 Voedingsmiddelen
Leerdoel:
2.1.1 Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen.

Slide 1 - Diapositive

Voedingsmiddelen
Alles wat je eet en drinkt, zijn voedingsmiddelen. Veel voedingsmiddelen komen van planten. Dat zijn plantaardige voedingsmiddelen. Meestal eet je niet de hele plant, maar een deel ervan. Delen van planten zijn wortels, stengels, bladeren, vruchten en zaden

Voedingsmiddelen = alles wat je eet en drinkt

Slide 2 - Diapositive

Voedingsmiddelen
Er zijn ook dierlijke voedingsmiddelen. Als je vlees eet, eet je een deel van een dier. Je kunt ook producten van dieren eten, zoals eieren en melk. Van melk worden zuivelproducten gemaakt, zoals boter, kaas en yoghurt. Ook dat zijn dierlijke voedingsmiddelen.

Slide 3 - Diapositive

Voedingsmiddelen
Extra begrippen

Plantaardige voedingsmiddelen = voedingsmiddelen die afkomstig zijn van planten

Dierlijke voedingsmiddelen = voedingsmiddelen die afkomstig zijn van dieren

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Plantaardig vervangt dierlijk

Slide 6 - Diapositive

Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen. Voedingsstoffen zijn de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen. Het zijn de stoffen die je lichaam nodig heeft voor energie en om te groeien en te herstellen. Voedingsstoffen hebben vier functies in je lichaam:
• brandstof
• bouwstof
• reservestof
• beschermende stof

Voedingsstoffen = de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen.

Slide 7 - Diapositive

Voedingsstoffen
Brandstoffen leveren energie. In elke cel van je lichaam vindt verbranding plaats. Voor verbranding zijn brandstoffen nodig die energie leveren. Alle organen in je lichaam hebben energie nodig om te kunnen werken. Je lichaam heeft ook energie nodig om je lichaamstemperatuur op peil te houden. En energie is nodig voor groei en ontwikkeling van je lichaam en voor herstel bij verwondingen en beschadigingen.
Bouwstoffen zijn nodig voor groei, ontwikkeling en herstel. Met bouwstoffen kan je lichaam nieuwe cellen en weefsels maken.
Reservestoffen zijn stoffen die je lichaam niet meteen nodig heeft. Ze worden opgeslagen in je lichaam. Later kan je lichaam ze gebruiken als bouwstof of brandstof.
Beschermende stoffen zorgen ervoor dat je niet ziek wordt.

Slide 8 - Diapositive

Voedingsstoffen
Brandstoffen = stoffen die energie leveren.

Bouwstoffen = stoffen die nodig zijn voor groei, ontwikkeling en herstel.

Reservestoffen = stoffen die worden opgeslagen in het lichaam.

Beschermende stoffen = stoffen die ervoor zorgen dat je niet ziek wordt.

Slide 9 - Diapositive

Voedingsvezels
Voedingsvezels (of vezels) is een verzamelnaam voor stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren. Vezels zitten vooral in groente, fruit, aardappelen, volkorenbrood, peulvruchten, noten en ontbijtgranen. Ze zorgen voor een verzadigd gevoel (verzadigd = het gevoel dat je genoeg hebt gegeten). Voedingsvezel is nodig voor een goede darmwerking.

Voedingsvezels = verzamelnaam voor stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren

Slide 10 - Diapositive

Aan de slag
Lees de tekst van T2 BS1
Maak de opdrachten van T2 BS1; serieus, anders reset.
Maak de test jezelf van T2 BS1 = alles groen is af.

Dit is tevens het huiswerk voor na de herfstvakantie. 
Niet af? Uurtje op 4 nakomen. 

Slide 11 - Diapositive