5.3 Schakelingen les 6

H5 Elektriciteit
Les 6
5.3: Schakelingen
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare school

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

H5 Elektriciteit
Les 6
5.3: Schakelingen

Slide 1 - Diapositive

Huiswerk bespreking
Lees paragraaf 5.2

maak vraag §2: 
Maken 27 t/m 33

Welke vraag kwam je niet uit?
 En wat vond je lastig?

Slide 2 - Diapositive

Na deze les... 
- ken je de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
- kun je het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
- kun je het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.

Slide 3 - Diapositive

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 5 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 4 - Quiz

Wat is de spanning?

A
0V
B
6V
C
18V
D
36V

Slide 5 - Quiz

Wat geeft dit symbool aan?
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Lampje
D
Schakelaar

Slide 6 - Quiz

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 6 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 7 - Quiz



A
1. kruis en 2. ongeveer
B
1. lampje en 2. ongeveer
C
1. lampje en 2. batterij
D
1. kruis en 2. batterij

Slide 8 - Quiz

Op de afbeelding zie je een....
A
Zekering
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Weerstand

Slide 9 - Quiz

Welk antwoord is juist?
A
Een batterij levert een stroom
B
Een batterij raakt nooit leeg
C
Een batterij is milieu vriendelijk
D
Een batterij heeft 2 + aansluitingen

Slide 10 - Quiz

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 3 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 11 - Quiz

symbolen voor schakelschema's

Slide 12 - Diapositive

De serieschakeling
In de volgende video leer je hoe een serieschakeling is opgebouwd en wat er met de spanning en stroomsterkte gebeurt.

Slide 13 - Diapositive

Kenmerken serie schakelingen
Teken twee lampjes in serie aangesloten op een batterij.

De stroomsterkte is overal gelijk. 
De spanning verdeelt zich.
Valt een apparaat uit, dan valt alles uit.
Toepasing; kerstlampjes, batterijen in speelgoed.

Slide 14 - Diapositive

De parallelschakeling
In de volgende video leer je hoe een 
parallelschakeling is opgebouwd en wat er met de 
               de spanning en stroomsterkte gebeurt.

Slide 15 - Diapositive

Kenmerken parallelschakeling
De spanning is overal gelijk.
De stroom splitst zich op.
Als eén apparaat stuk is blijft de werken.
Toepassing: lampen in het lokaal, stopcontacten.

Slide 16 - Diapositive

De gemengde schakeling
In de volgende video leer je hoe een gemengde schakeling is opgebouwd en wat er met de spanning en stroomsterkte gebeurt. 

Slide 17 - Diapositive

De gemengde schakeling
Lamp 1 brandt het felst.
Draai je 1 los, dan valt alles uit.
Draai je 2 of 3 uit, dan valt alleen deze lamp uit.

Slide 18 - Diapositive

Gemengde schakeling - schema
1

Slide 19 - Diapositive

Welke lampjes gaan er branden?
A
Lampje 1
B
Lampje 1 en 2
C
Lampje 1, 2 en 3
D
Geen lampjes

Slide 20 - Quiz

Welke lampjes gaan er branden? (rood kruis is een kapot lampje)
A
Lampje 2
B
Lampje 2 en 3
C
Lampje 1, 2 en 3
D
Geen lampjes

Slide 21 - Quiz

Welke lampjes gaan er branden? (rood kruis is een kapot lampje)
A
Lampje 1
B
Lampje 3
C
Lampje 1 en 3
D
Geen lampjes

Slide 22 - Quiz

Welke lampjes gaan er branden? (rood kruis is een kapot lampje)
A
Lampje 1
B
Lampje 1 en 2
C
Lampje 3
D
Geen lampjes

Slide 23 - Quiz

Welke lampjes gaan er branden? (rood kruis is een kapot lampje)
A
Lampje 1
B
Lampje 2 en 3
C
Lampje 1, 2 en 3
D
Geen lampjes

Slide 24 - Quiz

Welk lampje(s) brandt er feller? (alle lampjes zijn gelijk)
A
Lampje 1
B
Lampje 2 en 3
C
Lampje 1, 2 en 3 branden even fel
D
Er branden geen lampjes

Slide 25 - Quiz

Welk lampje(s) brandt er feller? (alle lampjes zijn gelijk)
A
Lampje 1
B
Lampje 3
C
Lampje 1, 2 en 3 branden even fel
D
Lampje 1 en 3 branden even fel

Slide 26 - Quiz

Welk lampje(s) brandt er feller? (alle lampjes zijn gelijk)
A
Lampje 1
B
Lampje 2
C
Lampje 1 en 2 branden even fel
D
Er branden geen lampjes

Slide 27 - Quiz

Welk lampje(s) brandt er feller? (alle lampjes zijn gelijk)
A
Lampje 2
B
Lampje 3
C
Lampje 2 en 3 branden even fel
D
Er branden geen lampjes

Slide 28 - Quiz

Zelfstandig werken
  • Paragraaf 5.3 Schakelingen doorlezen.
  • Maak opgaven 34 t/m 38. (online via methode nova)
timer
15:00

Slide 29 - Diapositive