Beaufort 5 - C.10 Et avec ça? - les 2

We herhalen nog even contact 10...


1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
FransLager onderwijs

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

We herhalen nog even contact 10...


Slide 1 - Diapositive

Geef de betekenis van:
l'eau


Slide 2 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
un rayon


Slide 3 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
une vendeuse


Slide 4 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
désirer


Slide 5 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
trente


Slide 6 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
une brique


Slide 7 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
un jeune homme


Slide 8 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
une orange


Slide 9 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
coûter


Slide 10 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
et avec ça?


Slide 11 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
un article


Slide 12 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
un demi-kilo


Slide 13 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
un jus de fruits


Slide 14 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
jeune


Slide 15 - Question ouverte

Geef de betekenis van:
lire


Slide 16 - Question ouverte


We leerden al om zinnetjes negatief te maken met ne..pas en ne...plus.
Nu komt er nog een stapje bij.
Als iemand vraagt: Tu as un frère?
antwoord je NIET:   Je n'ai pas un frère.
maar WEL:                Je n'ai pas de frère.
Na een ontkenning wordt un - une - des: de
behalve na het werkwoord être.

Slide 17 - Diapositive

Nog eens een voorbeeldje:
iemand vraagt:  Tu as une copine?
Je zegt NIET:       Je n' ai pas une copine? 
maar WEL:           Je n'ai pas de copine.

en met het werkwoord être??
daar gebeurt het niet.
  • iemand vraagt: C'est une boisson?
     je antwoordt:     Non, ce n'est pas une boisson.
  • iemand vraagt: C'est un copain?
     je antwoordt:     Ce n'est pas un copain.
Opgelet! dit is enkel voor un of une en dus niet voor le of la.

Slide 18 - Diapositive

Maak ontkennend (ne...pas)
Il va boire une limonade?

Slide 19 - Question ouverte

Maak ontkennend (ne...pas)
Il font des courses?

Slide 20 - Question ouverte

Maak ontkennend (ne...pas)
C'est un livre?

Slide 21 - Question ouverte

Maak ontkennend (ne...pas)
Vous portez des lunettes? (beleefdheidsvorm)

Slide 22 - Question ouverte

Maak ontkennend (ne...pas)
Tu as un copain à l'école?

Slide 23 - Question ouverte

Maak ontkennend (ne...pas)
Ce sont de cadeaux?

Slide 24 - Question ouverte

Maak ontkennend (ne...pas)
Il y a un portable sur le bureau?

Slide 25 - Question ouverte

Maak ontkennend (ne...pas)
Il y a des cadeaux sur la table?

Slide 26 - Question ouverte