Unit 2, lesson 4

Today
  1. Duolingo time.
  2. Holiday check in.
  3. Grammar: hebben - have got
  4. Words & phrases: lesson 4
  5. Work
  6. Looking back
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Today
  1. Duolingo time.
  2. Holiday check in.
  3. Grammar: hebben - have got
  4. Words & phrases: lesson 4
  5. Work
  6. Looking back

Slide 1 - Diapositive


Aan het einde van deze les..

  1. .. weet je hoe je 'hebben (have got) ' in het Engels moet gebruiken en toepassen. 
  2. .. heb je kennis gemaakt met de words & phrases van lesson 4.  

Slide 2 - Diapositive

timer
5:00

Slide 3 - Diapositive

Holiday check in:
Write down 10 English words, having to do with your holiday last week.

Slide 4 - Question ouverte

'hebben - have got'
Please, take out your notebook

Slide 5 - Diapositive

Hebben - have got

Please write down:

I have got a dog. 
We have got a dog.
You have got a dog. 

She has got a dog.
My brother has got a dog. 
That family has got  a dog. 
Een aantal vragen....

  • Wat is het verschil tussen de eerste 3 zinnen en de laatste 3 zinnen? 
  • have got - has got. 

  • Hoe komt het dat het werkwoord veranderd? (have got - has got)
  • Dat ligt aan het onderwerp.

  • Wat is een onderwerp?
  • Het onderwerp vertelt wie of wat iets doet

Slide 6 - Diapositive



Please write down:

  • Have got & has got betekenen hebben
  • Have got gebruik je als het onderwerp van de zin I, you, we of they is. 
  • Has got gebruik je als het onderwerp van de zin he, she, of it  is. 
  • Het onderwerp vertelt in een zin wie  of wat iets doet. 
Een aantal vragen....

  • Welke 3 soorten zinnen ken je ook alweer?
  • Bevestigend (+), ontkennend (-), vragend (?)
  • Maak deze zin ontkennend: She has got a dog. 
  • She has not (hasn't) got a dog.
  • Maak deze zin vragend: She has got a dog.
  • Has she got a dog?
  • Schrijf op: 
  • Ontkennende vorm: have not (haven't) / has not (hasn't). 
  • Vragende vorm: have + onderwerp + got / has + onderwerp + got

Slide 7 - Diapositive

Words & phrases, lesson 4
Please, open your book on p. 191

Slide 8 - Diapositive




Pak je agenda en noteer:
Tuesday, November 2nd, 4th hour:
Do: exc. 38 t/m 41 (p.77 t/m p.79)
L: words lesson 1, 2 & 4 (p.191), phrases lesson 2 & 4 (p.192)

Slide 9 - Diapositive

Schrijf in het Engels over iets dat je thuis hebt, waar je trots op bent. Gebruik in het zinnetje wat je deze les geleerd hebt.

Slide 10 - Question ouverte