Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Steunles NE klas 2
- onderwerp, deelonderwerp, hoofdgedachte
- verbanden tussen zinnen / alinea's
Slide 1 - Diapositive
De leesstrategieën
oriënterend lezen = je bekijkt de tekst en leest de 1e alinea
globaal lezen = je leest vooral de 1e en laatste zinnen van alle alinea's
zoekend lezen = je zoekt gericht naar het antwoord op je vraag (je leest dus het stuk tekst waar je denkt het antwoord te kunnen vinden)
precies lezen = je leest de tekst goed van de 1e tot en met de laatste zin
Slide 2 - Diapositive
Tekstdoelen
Er zijn 4 tekstdoelen: informeren, amuseren, overtuigen, activeren
Een tekst is vaak ingedeeld in een : inleiding, middenstuk (kern) en slot. Dit noem je de tekstopbouw.
De hoofdgedachte van een tekst geeft antwoord op de vraag: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? De hoofdgedachte staat vaak in de inleiding of het slot. (De hoofdgedachte is een samenvatting van de tekst van 1 zin.)
Slide 3 - Diapositive
Tekst
Het onderwerp van een tekst
Een alinea
Een deelon-
derwerp
Een tussenkopje
In 1 of 2 woorden waar de tekst over gaat.
Een groepje zinnen dat bij elkaar hoort
In 1 of 2 woorden waar de alinea over gaat
Een titel boven een alinea
Slide 4 - Question de remorquage
Wat doe je als je oriënterend leest?
A
je leest de hele tekst
B
je leest de 1e en laatste zin van alle alinea's
C
je bekijkt de tekst en leest de 1e alinea
D
je kijkt eerst welk deel v.d. tekst je nodig hebt
Slide 5 - Quiz
De hoofdgedachte geeft antwoord op de vraag:
A
Waar vind je het onderwerp van de tekst?
B
Wat is het onderwerp van de tekst?
C
In welke alinea's vind je het onderwerp van de tekst?
D
Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het OW wordt gezegd?
Slide 6 - Quiz
Bedenk deelonderwerpen bij de hobby: Muziek
Slide 7 - Carte mentale
hoofd- en bijzaken en kernzin
hoofdzaken: het belangrijkste uit een tekst of alinea
Als je een samenvatting maakt, noteer je daarin de hoofzaken.
bijzaken: alles wat minder belangrijk is (de voorbeelden, de uitleg, de rest van de tekst)
kernzin: belangrijkste zin van de alinea. Vaak de 1e of de laatste.
Slide 8 - Diapositive
https:
Slide 9 - Lien
Wat is de kernzin van alinea 1?
A
De Autoriteit Persoonsgegevens start een onderzoek naar de socialemedia-app TikTok.
B
De toezichthouder wil weten of de privacy van gebruikers wel goed gewaarborgd is.
Slide 10 - Quiz
Welke zin uit alinea 2 is de hoofdzaak?
A
TikTok is de eerste socialemedia-app uit China die is doorgebroken in het Westen.
B
De app is met name onder kinderen en jongeren erg populair.
C
Omdat zij in de ... Persoonsgegevens.
Slide 11 - Quiz
Welke zin uit alinea 4 is géén bijzaak?
A
Het is de grootste boete die ooit in de VS is betaald in een kinderprivacyzaak.
B
Begin vorig jaar ... van ouders
C
In de Verenigde Staten klinkt al langer kritiek op de manier waarop TikTok omgaat met de privacy van gebruikers.
Slide 12 - Quiz
In deze tekst staan meer ...
A
hoofdzaken
B
bijzaken
Slide 13 - Quiz
Theorie
Een tekst bestaat uit verschillende alinea's. Die vormen samen weer een geheel, ze staan dus niet zomaar bij elkaar. Dat alles bij elkaar hoort, wordt gevormd door verbanden. Deze verbanden breien de alinea's aan elkaar. Hiervoor heb je verbindingswoorden nodig: ook wel signaalwoorden genoemd.
Slide 14 - Diapositive
Chronologisch verband
(volgorde van tijd)
voordat, nadat, eerst,
daarna, vroeger, toen, later etc.
Deze signaalwoorden geven een tijdsvolgorde aan
Slide 15 - Diapositive
chronologisch - voorbeeld
Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.
Slide 16 - Diapositive
chronologisch - voorbeeld
Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.
Slide 17 - Diapositive
Opsomming
ook, verder, bovendien, en, maar ook, ten eerste, als laatste etc.
Slide 18 - Diapositive
opsomming- voorbeeld
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk een spannend boek te lezen.
Slide 19 - Diapositive
opsomming- voorbeeld
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk een spannend boek te lezen.
Slide 20 - Diapositive
Je kan er "punten" van maken
In haar vrije tijd doet zij:
- sport
- televisiekijken
- boeken lezen
Slide 21 - Diapositive
tegenstelling
maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds-anderzijds etc.
Slide 22 - Diapositive
tegenstelling - voorbeeld
Op internet zijn veel bedriegers actief. Maar de politie doet er veel te weinig aan om ze op te sporen.
Slide 23 - Diapositive
tegenstelling - voorbeeld
Op internet zijn veel bedriegers actief. Maar de politie doet er veel te weinig aan om ze op te sporen.
Slide 24 - Diapositive
toelichtend
bijvoorbeeld, zo, als, denk aan, neem nou
Slide 25 - Diapositive
toelichtend - voorbeeld
Adriana kookt graag buitenlandse gerechten, zoals couscous
Slide 26 - Diapositive
toelichtend - voorbeeld
Adriana kookt graag buitenlandse gerechten, zoals couscous
Slide 27 - Diapositive
Even oefenen
Slide 28 - Diapositive
Welk verband herken je in de volgende zin?
Hoewel Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende.
A
Tegenstellend
B
Chronologisch
C
Opsommend
D
Toelichtend
Slide 29 - Quiz
Welk verband herken je in de volgende zin?
Mijn broertje wil graag een ijsje, een appeltaart, een glas drinken en een pizza.
A
Tegenstellend
B
Toelichtend
C
Opsommend
D
Chronologisch
Slide 30 - Quiz
Welk verband herken je in de volgende zin?
Eerst ga je naar de kapper en vervolgens ga je nieuwe schoenen kopen.
A
Chronologisch
B
Tegenstellend
C
Toelichtend
D
Opsommend
Slide 31 - Quiz
Leer 5 minuten:
- de signaalwoorden die horen bij een chronologisch verband
- de signaalwoorden die horen bij een toelichtend verband
Slide 32 - Diapositive
Noem 4 mogelijke signaalwoorden bij een chronologisch verband
Slide 33 - Question ouverte
Tekstverbanden en signaalwoorden
II
Concluderend: dus, daarom, concluderend, dat houdt in...