Word order + frequency/time (1)

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Onderdeel 1

De standaard woordvolgorde

Positieve/negatieve zinnen

De volgorde in het Engels bij positieve en negatieve zinnen is:

Onderwerp - werkwoord(en) - lijdend voorwerp / meewerkend voorwerp - plaats - tijd

of met andere woorden:

Wie - doet - wat - waar - wanneer

Enkele voorbeelden

wie doet wat waar wanneer

The man didn't play guitar in France yesterday.

The boys have been eating candy all day.

We were not very happy last year.

They bought a dog for their aunt from the petshop yesterday.

Vragende zinnen

De volgorde bij vraagzinnen is:

(Vraagwoord) - hulpwerkwoord - onderwerp - werkwoord - lijdend voorwerp/meewerkend voorwerp - plaats - tijd

(Wh) - hww - wie - doet - wie/wat - waar - wanneer

Enkele voorbeelden

Why didn't the man play guitar in France?

How have the boys been eating candy all day?

What were we last year?

Where did they buy a dog yesterday?

Were you at school yesterday?

(wh) - hww - wie - doet - wie/wat - waar - wanneer

Which is the correct order?

1. They forgot to do their homework on Friday.
2. The forgot on Friday to do their homework.
3. They forgot to do on Friday their homework.
4. On Friday forgot they to do their homework.

Which is the correct order?

1. We are going to France on holiday this year.
2. We are going on holiday to France this year.
3. On holiday this year we are to France going.
4. We are going this year to France on holiday.

Which is correct?

1. Since 1980 has he lived in Berlin?
2. Has he in Berlin lived since 1980?
3. Has he lived in Berlin since 1980?
4. Has he since 1980 lived in Berlin?

Onderdeel 2

Adverbs of frequency and indefinite time

(Bijwoorden van frequentie en onbepaalde tijd)

Wat zijn adverbs of frequency?

Adverbs of frequency zijn woorden die aangeven hoe vaak iets gebeurt. Enkele voorbeelden zijn:

I often go to work.

She has never done any chores.

We are sometimes late for class.

We don't normally do any homework.

Wat zijn adverbs of indefinite time?

Adverbs of indefinite time zijn woorden die aangeven wanneer iets gebeurt. Bijvoorbeeld:

I have already done that!

The train suddenly stopped.

I have just finished my homework.

I will soon be home.

De positie van deze adverbs

1. Voor het hoofdwerkwoord

I often play guitar.

She has never played guitar.

She does not often go home in summer.

2. na een vorm van be (am/is/are/was/were)

I am always on time for my lessons.

Wat is de juiste plek van de adverb?

1. He usually does his homework.
2. He does his homework usually.
3. He does usually his homework.

Wat is de juiste plek van de adverb

1. My sister never has gone to New York.
2. My sister has gone never to New York.
3. Never my sister has gone to New York.
4. My sister has never gone to New York.

Wat is de juiste plek van de adverb?

1. I frequently am late.
2. I am frequently late.
3. Frequently I am late.

Wat is de juiste plek van de adverb?

1. I miss never the train.
2. I never miss the train.
3. I miss the train never.
4. Never miss I the train.

Typ nu de gehele zin met alle woorden op de juiste plaats:
always - in - songs - George - hallway - the - at - school - Monday - on

Typ nu de gehele zin met alle woorden op de juiste plaats:
on - always - Xbox. - played - I - younger - was - videogames - When - I - my

Typ nu de gehele zin met alle woorden op de juiste plaats:
now. - for - homework - my - have - weeks - I - three - done - not

Wie

doet

wat

waar

wanneer

The boys

buy

candies

at school

every day

The girls

ran away

to Spain

last week.

Opdracht 1

Zet de gegeven woorden in de goede volgorde. Let op hoofdletters en leestekens!

Put in the correct order:
I / going / am / to / see / him / Monday / on

Put in the correct order:
has / he / been / working / California / since / in / 1997

Put in the correct order:
to / work / by / car / week / Tom / every / goes

Put in the correct order:
we / give / present / will / him / the / tomorrow

Put in the correct order:
Henry / on / a / sleeping / in / chair / the / kitchen / morning / this / was

Put in the correct order:
that man / Who / was / over / there / ?

Put in the correct order:
you / Did / him / help / ?

Put in the correct order:
hardly - can - works - see - you - he - hard - how

Put in the correct order:
at seven - get up - usually - I

Put in the correct order:
live - he - did - before 1998 - in Amsterdam - ?

Keuze opdracht:

Nu dat je de 10 voorgaande vragen gemaakt hebt krijg je nu een keuze:

Extra oefenen of Extra uitdaging

Extra oefenen = de website

Extra uitdaging = de vertaalopdrachten

https:

Vertaal:
De man is nog nooit naar Frankrijk geweest.

Vertaal:
Ik doe iedere dag de boodschappen. (groceries)

Vertaal:
Ik ga bijna nooit naar de Efteling.

Vertaal:
Hij werkt op maandag altijd in Breda.

Vertaal:
Hebben zij vaak huiswerk?

Do the WordWall on the next page

https: