H3 Elektriciteit par 5: Rekenen met serie en parallel

Elektriciteit H4 par 5
Eerst even herhalen par 3...
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Elektriciteit H4 par 5
Eerst even herhalen par 3...

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Stroom door apparaten
 I = 150 W/ 230V = 0,65 A                           I = 2.000 W/ 230V = 8,7 A    




Waarom gaat er meer stroom door de wasmachine dan door de TV, terwijl ze allebei op 230 V zijn aangesloten?             

Slide 3 - Diapositive

De weerstand (R) van een apparaat (Wet van Ohm)
De koplamp heeft een kleinere weerstand dan het nummerbordlampje.
De wasmachine heeft een kleinere weerstand dan de tv.


De weerstand bereken je met:         

R = U / I        (U = I x R)
                                                                                                                       
 R  =   weerstand
 U  =   spanning
  I   =   stroomsterkte

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Bereken de weerstand
Door een brandende koplamp gaat 4,6 A.
De spanning van de accu is 12 V.
R = U/I, dus

R = 12 V / 4,6 A = 2,6 Ω


Slide 6 - Diapositive

Par. 4.5: rekenen aan serie- en parallelschakelingen

Slide 7 - Diapositive

In deze schakeling hebben de drie
lampjes een even grote weerstand.

De spanning die de Voltmeter meet is:
A
3 V
B
4 V
C
6 V
D
12 V

Slide 8 - Quiz

Alle lampjes hebben dezelfde
weerstand.

De stroom is het grootst in
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Alle lampjes hebben dezelfde
weerstand.

Waar is de stroom het grootst?
A
1
B
2
C
3
D
Overal even groot

Slide 10 - Quiz

Twee lampjes branden. Als de
schakelaar S dichtgaat, gaat het
derde lampje branden.
De eerste twee lampjes
A
blijven dan even hard branden.
B
gaan dan zachter branden.
C
gaan dan uit.
D
branden half zo hard als het derde lampje.

Slide 11 - Quiz

Meter A meet 0,12 A.
Lampje 2 komt er bij.

Lampje 1 ...
A
blijft even hard branden, de stroom blijft gelijk
B
blijft even hard branden, de stroom wordt groter
C
gaat zachter branden, de stroom blijft gelijk
D
gaat zachter branden, de stroom wordt kleiner

Slide 12 - Quiz

Meerdere weerstanden in één kring: berekenen R en I



De stroom is overal in de kring even groot.
Bereken eerst de totale weerstand in de kring: 
Rv = 50 Ω + 50 Ω = 100 Ω 

Dan kan je I berekenen: I = U/ Rv    dus   I = 6 V/ 100 Ω = 0,06 A

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

3 is de hoofdstroom,
1 en 2 zijn deelstromen.

Als schakelaar S dicht gaat . . .
A
Blijven 1, 2 en 3 gelijk.
B
Blijven 1 en 2 gelijk, maar 3 wordt groter
C
Worden 1, 2 en 3 kleiner
D
Worden 1, 2 en 3 groter

Slide 15 - Quiz

Stroom bij een parallelschakeling

Slide 16 - Diapositive

De spanning over de weerstand
van 100 Ω is


A
3,33 V
B
5 V
C
6,67 V
D
10 V

Slide 17 - Quiz

R = U/I dus I = U/R

De stroom door de weerstand
van 100 Ω is


A
0,10 A
B
0,15 A
C
0,20 A
D
0,30 A

Slide 18 - Quiz

Berekenen stroom door R = 100 Ω

I = U/R
     R = 100 Ω
  
     U = 10 V   ( parallelsch. : U = Ubron )
dus

I = 10 / 100 = 0,1 A

Slide 19 - Diapositive

Door A3 loopt 0,15 A stroom.

Bereken de vervangingsweerstand
van de beide weerstanden samen.

Slide 20 - Question ouverte

Berekenen stroom door A3

Door   R = 200 Ω      I = U/R
     R = 200 Ω
  
     U = 10 V   
I = 10 / 200 = 0,05 A

dus door A3 loopt 0,10 + 0,05 = 0,15 A 


Slide 21 - Diapositive

Door R = 100 Ω loopt 0,1 A stroom.

Bereken wat A3 aangeeft.

Slide 22 - Question ouverte

Berekenen vervangingsweerstand

Door   A3 loopt 0,15 A      en    U = 10 V
Rverv. = U / Itotaal
     U = 10 V   
       I = 0,15 A

dus Rverv. = 10 / 0,15 = 66,7 Ω


Slide 23 - Diapositive

Vervangingsweerstand bij parallel

Slide 24 - Diapositive

Zelf doen
5.3 Weerstand
Maak: 29 t/m 32, 34 38, 39, 40, 41


5.5 Uitleg

Maak: “Havo 3  oefenopgaves elektriciteit”, Magister SW wk 50
Maak: 55 t/m 58 

Slide 25 - Diapositive