Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Schrijfopdracht Slagharen
Slide 2 - Diapositive
Quiz
Slide 3 - Diapositive
Zoek de persoonsvorm: Ik kijk elke dag een filmpje op mijn computer.
A
Ik
B
dag
C
kijk
D
filmpje
Slide 4 - Quiz
De juf zette de computer aan.
A
zette
B
De juf
C
computer
D
aan
Slide 5 - Quiz
Ik lachte nooit om zijn flauwe grappen.
A
grappen
B
flauwe
C
lachte
D
Ik
Slide 6 - Quiz
Hij praat steeds door de les!
A
steeds
B
praat
C
Hij
D
les
Slide 7 - Quiz
Max is een gezellige jongen.
A
is
B
Max
C
jongen
D
gezellige
Slide 8 - Quiz
Fleur heeft mooi blond haar.
A
Fleur
B
heeft
C
blond
D
er staat geen werkwoord in deze zin
Slide 9 - Quiz
Hij brandde zijn vingers aan de kaars.
A
brandde
B
kaars
C
Hij
D
vingers
Slide 10 - Quiz
Welke woorden zijn een zelfstandig naamwoord?
A
de, het, een
B
rijdt, loopt, fietst
C
bus, auto, brommer
Slide 11 - Quiz
Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
zeeland
B
blauw
C
computer
D
zonnebloem
Slide 12 - Quiz
Welke woorden zijn werkwoorden?
A
boek, schrift, vakantie
B
huilen, dansen, spelen
C
bouwvakker, lasser, timmerman
Slide 13 - Quiz
Noteer de juiste persoonsvorm: Mijn oma (vinden) het erg leuk om met mij te winkelen.
A
vind
B
vindt
Slide 14 - Quiz
(Houden) jij van regelen en kun je snel besluiten nemen?
A
Houdt
B
Houd
Slide 15 - Quiz
Vul het juiste woord in: Onze klas doet mee aan het ....... voor een waterput in Afrika.
A
model
B
dorp
C
structuur
D
project
Slide 16 - Quiz
Vul het juiste woord in: Voetbalsupporters worden helaas vaak .......... als ze verliezen.
A
depressief
B
agressief
C
logisch
D
vrolijk
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Diapositive
Welk voorzetsel hoort er bij?
verliefd zijn
ergeren
houden
bemoeien
aan
op
achter
met
van
tegen
Slide 19 - Question de remorquage
Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Ik wil graag terugkomen ... deze beslissing.
op
achter
met
van
tegen
aan
Slide 20 - Question de remorquage
Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Yasmine is erg gehecht ... haar familie.
op
achter
met
van
tegen
aan
Slide 21 - Question de remorquage
Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan
Slide 22 - Question de remorquage
Een zin met eenvast voorzetselheeft vaak een figuurlijke betekenis. Vaak kun je met dezelfde combinatie van werkwoord en voorzetselook een zin met een letterlijke betekenis maken. In die zin kun je het voorzetsel wel vervangen.
Een voorbeeld:
Jullie werken aan een opdracht. (fguurlijk)
Jullie werken aan een tafel. (letterlijk)
Jullie werken achter een tafel. (letterlijk)
Slide 23 - Diapositive
Noteer twee zinnen met dezelfde combinatie vanwerkwoord en voorzetsel.
1x met een figuurlijke betekenis en 1x met een letterlijke betekenis.
Slide 24 - Question ouverte
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
De tandarts is vandaag afwezig, want is ziek.
Nina vindt John leuk. Ze is verliefd op
Wanneer gaan verhuizen?
Hoeveel boterhammen eet per dag?
hij
je
ik
hem
zij
Slide 28 - Question de remorquage
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Eva heeft maar liefst dertig vlechtjes in haar(1) haar(2).
haar(1) is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 31 - Quiz
Zijn deze oorbellen van haar?
'haar' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 32 - Quiz
Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?
'jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 33 - Quiz
Jullie paspoorten zijn niet meer geldig.
'Jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 34 - Quiz
Deze glutenvrije spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.
'mij' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 35 - Quiz
Sommige woorden hebben een vast voorzetsel. Deze hebben geen letterlijke betekenis.