Module 3 Anatomie en Biomechanica

Waar of niet waar
Anatomie bestudeert de functie van het bewegingsapparaat
A
waar
B
niet waar
1 / 24
suivant
Slide 1: Quiz
OverigBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 1 min

Éléments de cette leçon

Waar of niet waar
Anatomie bestudeert de functie van het bewegingsapparaat
A
waar
B
niet waar

Slide 1 - Quiz

Biomechanica bestudeert de functie van het bewegingsapparaat. Wat valt er allemaal onder het bewegingsapparaat?

Slide 2 - Question ouverte

Vorm en functie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Geef een voorbeeld van vorm bepaalt functie

Slide 3 - Carte mentale

Osteologie is de leer van ...
A
weefsels
B
neurologie
C
botten
D
cellen

Slide 4 - Quiz

Noem 4 soorten beenverbindingen

Slide 5 - Question ouverte

Geef een voorbeeld van een rolgewricht

Slide 6 - Question ouverte

Welke gewricht kan maar 1 richting op bewegen (voor-achter)

Slide 7 - Question ouverte

Dit gewricht is een zadelgewricht
A
kaak
B
schouder
C
sprong
D
SI

Slide 8 - Quiz


Slide 9 - Question ouverte

Wat is de functie van botten

Slide 10 - Carte mentale

Kalkzouten geven het bot stevigheid. Wat geeft het bot een beetje veerkracht?

Slide 11 - Question ouverte

Wanneer we het hebben over weefsels, spreken we over
A
Osteologie
B
Histologie
C
Cytologie
D
Neurologie

Slide 12 - Quiz

Noem 4 soorten weefsels

Slide 13 - Carte mentale

Waarom behoren zowel fascia, als botten en bloed tot bindweefsel?

Slide 14 - Question ouverte

Wat behoort tot de extraceullulaire matrix? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
elastine vezels
B
collageen vezels
C
glycoproteïnen
D
Proteogylcanen

Slide 15 - Quiz

Welke stof miste er in de vorige vraag?

Slide 16 - Question ouverte

Welk spierweefsel wordt bewust aangestuurd?
A
glad spierweefsel
B
dwarsgestreept spierweefsel
C
hartspierweefsel

Slide 17 - Quiz

Van groot naar klein; wat is de juiste volgorde?
A
Spier - spiervezel - spierbundel - myofibrillen
B
spier - spierbundel - spiervezel - myofibrillen
C
myofibrillen - spiervezel - spierbundel - spier
D
spierbundel - spier - spiervezel - myofibrillen

Slide 18 - Quiz

Hoe heet de fascia om een spierbundel?

Slide 19 - Question ouverte

Welke stoffen in de myofibrillen maken contractie (beweging) mogelijk?

Slide 20 - Question ouverte

Hoe noemen we de volgende manier van samentrekken?
De spier trekt samen en wordt korter.
A
concentrische contractie
B
excentrische contractie
C
isokinestische contractie
D
isotone contractie

Slide 21 - Quiz

Wat gebeurt er bij een excentrische contractie?

Slide 22 - Question ouverte

Welke soort contractie vindt alleen plaats met behulp van apparaten?
A
contractiele contratie
B
statische contractie
C
isotone contractie
D
isokinetische contractie

Slide 23 - Quiz

Hoe noemen het onderdeel van de antagonistische paren die de spier buigen/de hoek verkleinen?

Slide 24 - Question ouverte